Moest er ruimte komen voor reclame? En onder welke criteria konden nieuwe omroepen worden toegelaten op het nieuwe tweede net? De drie VVD-ministers vochten als leeuwen voor hun standpunt om de omroep open te breken, maar ze kwamen niet door het confessionele blok van KVP, ARP en CHU heen.
Het volgende kabinet stond reclame beperkt toe, maar besloot verder de deur potdicht te houden. Het kabinet erop met louter confessionelen bestendigde in 1967 de lijn dat alleen omroepen uitzendingen mochten verzorgen – en zo werd het dan uiteindelijk in 1969 ook geregeld.
De VVD was ook in 1965 al tegenstander van deze “omroeppacificatie” die, met wat scherpe randjes eraf geveild, tot op de dag van vandaag voortduurt – vijftig jaar lang dus …
U kunt zich ongetwijfeld voorstellen dat mijn fractie dan ook buitengewoon verheugd is dat staatssecretaris Dekker, in 1965 overigens zelf nog min tien jaar oud, in zijn brief over de toekomst van de publieke omroep aankondigt om het jarenlang vanzelfsprekende monopolie van de omroepen te doorbreken. Een historische stap – ik kom er straks nader op terug.
Een broodnodige stap ook. Want het medialandschap verandert ingrijpend en de inkrimping van het budget voor de publieke omroep met 250 miljoen maakt keuzen noodzakelijk. Reden om de Raad voor Cultuur te vragen een advies uit te brengen om de publieke omroep toekomstbestendig te maken. “De tijd staat open”, het rapport dat de Raad voor Cultuur dit voorjaar afleverde is er glashelder over: belangrijke veranderingen zijn nodig om de publieke omroep maatschappelijk relevant, onderscheidend en innovatief te houden. Want laat ik dat meteen en duidelijk zeggen: de VVD is niet tegen de publieke omroep. Maar dan moet het wel een publieke omroep zijn die belangrijke waarden hooghoudt, kwaliteit levert, verantwoording aflegt en vernieuwing stimuleert. Te lang hebben omroepbestuurders zich arrogant opgesteld, omdat het geld uit Den Haag toch wel kwam, wat ze er ook van bakten. Die tijd is straks definitief voorbij – en dat is maar goed ook.
Het is veelzeggend dat de omroepen afgelopen vrijdag nog aan het vergaderen waren over deze kabinetsbrief en er niet uitkwamen. Terwijl ze vinden dat ze in hun bestaansrecht bedreigd worden, vergaderen ze of ze met een speer of kanon zullen terugslaan, maar zelfs daar komen ze niet uit. Nu kregen we de oude brief nog een keer. ’n Tikje meelijwekkend allemaal.
De veranderingen in de mediawereld volgen elkaar momenteel in hoog tempo op. Waar enkele jaren geleden televisie kijken nog gewoon bestond uit het aanschouwen van programma’s die in de in Hilversum bedachte volgorde op het scherm verschenen, is het tegenwoordig heel normaal om via de website of de App van de NPO je eigen televisieavond samen te stellen. Jongeren kijken al bijna een derde van de tijd op deze manier televisie. Ook initiatieven als Netflix en NLZiet, waarbij tegen een vast tarief onbeperkt films en series kunnen worden gekeken, groeien razendsnel. In dit veranderende landschap heeft de publieke omroep moeite om bij te blijven, jongeren te trekken en onderscheidend te zijn.
De VVD-fractie steunt dan ook de voorstellen van de staatssecretaris om maximaal de helft van de programma’s buiten de omroepen te laten maken. Een vorm van concurrentie die, samen met het schrappen van de uitzendgaranties, de prijs zo concurrerend mogelijk houdt, innovatie stimuleert en de kwaliteit van programma’s weer voorop stelt in plaats van de zorg of iedere omroep wel voldoende aan zijn trekken komt. Of een programma van de VARA of van de ANWB of het NIOD of de Nederlandse vereniging van Keurslagers komt maakt dan niet langer uit, het gaat om de inhoud van het programma. Driedubbel winst voor de tv-kijker dus: prijs, kwaliteit, innovatie.
Dat lukt alleen als er per genre zoals voorgesteld beslissers komen, ter vervanging van de bestaande netcoördinatoren en de bureaucratische rompslomp van nu daaromheen, die de programmavoorstellen inhoudelijk en financieel beoordelen en een evenwichtig aanbod samenstellen. Dit biedt veel kansen, maar ook risico’s, bijvoorbeeld dat bepaalde omroepen voorgetrokken worden. Het is dus buitengewoon belangrijk om heldere beoordelingscriteria per genre te hanteren en om de beslissers zorgvuldig te selecteren. En noem hen wat ze zijn: hoofdredacteuren. Gelauwerde journalisten met een goede staat van dienst. Geen omhooggevallen semi-bestuurders dus. Hun functie is in de nieuwe opzet namelijk cruciaal.
Zij zullen, net zoals de staatssecretaris in zijn brief doet, veel aandacht aan het onderscheidende karakter van de publieke omroep moeten besteden. Terecht, wat de VVD-fractie betreft.
Publieke programma’s moeten iets toevoegen aan de programmering zoals die door de markt kan worden verzorgd, geen strijd op kijkcijfers met diezelfde markt leveren. Van het wegkopen van programma’s die al commercieel worden uitgezonden, wordt geen kijker beter, sterker nog: die kijker draait er als belastingbetaler voor op. De NOS die volgens krantenberichten een veelvoud bood voor de eredivisie-samenvattingen van wat de commerciële concurrentie kan opbrengen of de VARA die de Graham Norton Show wegkaapte van een commerciële zender die het al uitzond – rare strapatsen zijn dat.
De nu wettelijk wel erg brede taakopdracht wordt beperkt tot het aanbieden van informatieve, culturele en educatieve programma’s. En nee, het is helemaal niet de bedoeling dat er voortaan alleen nog maar ballet en Buitenhof op de publieke zenders te zien is, maar amusement om het amusement, soms overigens heerlijke programma’s, wordt al in voldoende mate aangeboden door commerciële partijen. Belastinggeld is schaars en hier ligt geen taak voor de publieke omroep. De staatssecretaris noemde zelf al programma’s als “De Slechtste Chauffeur van Nederland” en “Animal Crackers” als voorbeeld van programma’s die de nieuwe toets niet zouden kunnen doorstaan. Wat een onzin overigens, die teerhartige Hilversumse gekwetstheid omdat de staatssecretaris het bestaan had een paar programma’s als voorbeeld te noemen. Als hij concrete voorstellen zou hebben gedaan om bepaalde programma’s te verbieden, ja, dan was boosheid op z’n plaats geweest – Nederland is de vroegere Sowjet-Unie niet en politici gaan niet over de inhoud van programma’s. Maar we mogen er wel een mening over hebben en die geven, wat zullen we nou beleven? We mogen als politici over alles een mening hebben en die in dit huis zelfs zonder rechtsgevolgen ventileren – maar niet iets van een programma en dan ook nog eens als voorbeeld van wat je meer algemeen bedoelt mogen zeggen? Dat is je reinste flauwekul en het zoveelste bewijs van overgevoeligheid en lange Hilversumse tenen.
Over die eredivisierechten nog even het volgende: het kan niet waar zijn dat met belastinggeld deals worden gesloten, waar niemand wat van af weet. De Telegraaf meldde op 20 maart j.l. dat Fox nota bene juist in het contract met de NOS extra commerciële mogelijkheden kreeg – er zouden onderliggende afspraken bij die deal zijn. En ik wil als Kamerlid in de openbaarheid hebben of dat het geval is of niet.
Topman Van der Hoeven van Ahold is veroordeeld wegens malversaties omdat er side-letters bleken te zijn. Als hier met belastinggeld in het klein iets dergelijks aan de hand is, waar niemand iets van weet, is toch wel het minste dat we moeten zien hoe de deal in elkaar steekt – en niet vertrouwelijk, zonder dat ik er iets mee kan, maar in het volle licht van de openbare controle, ook door de pers. En had de NPO op het moment van ondertekenen door de NOS inzicht in het contract? En zo nee, is dat dan alleen al niet reden te over om directie en journalistieke leiding bij de NOS van elkaar te scheiden, temeer omdat dat dat ook de strekking is van het RvC-rapport waar het om hoofdredacteuren gaat?
Hoe dan ook: ik wil alsnog dat de staatssecretaris die stukken vrij geeft, desnoods via een oordeel van het Commissariaat, dat wel inzage heeft en ons via hem kan meegeven wat het van de getroffen regelingen vindt. Ik vind het onbegrijpelijk dat de collega’s dit tot nu toe zo lauwtjes hebben laten passeren – en ík ben in ieder geval niet van plan om over een jaar of zes voor een parlementaire enquêtecommissie te moeten verschijnen waarom ik zo gemakkelijk 70 à 75 miljoen belastinggeld ongecontroleerd heb laten uitgeven.
Ik wil hier klip en klaar van de staatssecretaris de toezegging dat de stukken alsnog openbaar worden, al dan niet via de Commissariaat voor de Media-route. En uiteraard zo snel mogelijk wetgeving die deze geheime onzindeals met geld van de belastingbetaler onmogelijk maakt.
En dit probleem is breder en algemener dan alleen de eredivisie. RTL had zeer serieuze belangstelling voor het populaire programma “Heel Holland Bakt” waar een miljoenenpubliek naar kijkt. Ik weet uit betrouwbare bron dat de publieke omroep Max een knock-out-bod heeft uitgebracht dat twee keer zo hoog lag als hetgeen in de markt gebruikelijk is en bovendien een licentie aanging voor drie jaar i.p.v. het gebruikelijke jaar – hetgeen een geweldig risico is, wanneer een programma niet aanslaat en je toch de drie volle jaren betalen moet. Op zo’n manier wordt eerlijke concurrentie met belastinggeld geweld aangedaan. Is de staatssecretaris het met mij eens dat we dit niet moeten willen?
Over belastinggeld gesproken, de inkrimping van het budget van de publieke omroep heeft zijn weerslag op programma’s. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de wijze waarop de bezuinigingen zijn verdeeld over de verschillende programma-categorieën; komen hier de prioriteiten goed uit naar voren? En wat is de reactie van de staatssecretaris op het rapport van de werkgroep een Andere Publieke Omroep, zoals dat naar de woordvoerders is gestuurd?
Graag hoor ik ook van de staatssecretaris wanneer hij verwacht de voorstellen uit zijn brief in de vorm van wetgeving bij de Kamer te bezorgen.
MdV, dan nog een aantal andere onderwerpen.
De regionale omroepen om te beginnen. De VVD hecht bijzonder aan de zelfstandige positie en de dicht bij de burger staande programmering van de 13 regionale omroepen die ons land rijk is, maar is het met de staatssecretaris eens dat het niet nodig is om ook alle overhead in dertienvoud, en met vaak zeer substantiële salarissen, te laten voortbestaan. Er moet daarom op het gebied van financiën, administratie en huisvesting veel beter samengewerkt worden. Graag hoor ik ook van de staatssecretaris hoe het staat met de vorming van streekomroepen, waarin lokale en regionale omroepen in bepaalde streken fuseren om zo de kijker en luisteraar nog beter te bedienen. Wanneer kunnen we hier de eerste resultaten van zien?
Om een lokale omroep te beginnen moet momenteel zowel bij het commissariaat voor de Media (voor de inhoudelijke toestemming) als bij het Agentschap Telecom (voor de frequentieruimte) een uitzendvergunning worden aangevraagd. De inhoudelijke toets lijkt, door de vele honderden lokale omroepen en de beperkte bezetting bij het commissariaat, een wassen neus. Ik krijg regelmatig voorbeelden aangereikt van lokale omroepen die vrijwel alleen populaire muziek draaien, terwijl ze in stand worden gehouden om lokaal relevante programma’s te maken. Zou het niet een taak zijn voor de gemeente om de taakinvulling van de plaatselijke omroep te controleren? Het commissariaat kan zich dan meer op hoofdtaken richten. Dit sluit beter aan bij de bestaande praktijk en vermindert onnodige papierschuiverij. En waarom moet een lokale omroep eigenlijk een vergunning hebben als-ie geen financiële steun hoeft? Als er geen luisteraars en inkomsten zijn, stopt het vanzelf toch weer? En als er een markt voor is, met luisteraars en dus adverteerders, dan is dat toch prima? En als er simpelweg geen plek is omdat de FM-band vol is, waarom dan niet loten ipv toewijzen aan de hand van criteria? Laten we toch met die rompslomp stoppen – zeker nu je ook via Internet commercieel iets lokaals kunt beginnen zonder dat je daar iemand met een vergunningenboekje bij nodig hebt.
De VVD steunt de experimenteerruimte die momenteel wordt gegeven aan regionale omroepen om samen te werken met andere regionale media; zo werkt Omroep Brabant samen met BN De Stem voor het regionale nieuws. Dit kan een verbetering betekenen voor de regionale nieuwsvoorziening, al moet het er uiteraard niet toe leiden dat met belastinggeld via de regionale omroepen ook regionale kranten worden gesteund. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de lopende projecten op dit gebied? En wanneer worden de voor- en nadelen geëvalueerd?
Enkele maanden geleden werden we opgeschrikt door berichten dat het stimuleringsfonds voor de journalistiek allerlei projecten heeft gesubsidieerd die eigenlijk niet geschikt waren, louter en alleen om de subsidie op te maken. “We kregen 8 miljoen euro en dat moest ook worden uitgegeven”, zo liet directeur Rick van Dijk van het fonds in NRC Handelsblad optekenen. Dat is uiteraard geen acceptabele wijze van omgaan met belastinggeld. Heeft de staatssecretaris inmiddels ingegrepen? Is het bijvoorbeeld niet mogelijk om onder voorwaarden overgebleven subsidie mee te nemen naar een volgend jaar in plaats van het zo over te balk te smijten omdat het nu eenmaal op moet? MdV, we hebben het vandaag over de kwaliteit van de publieke omroep en ook over publieke verantwoording. Ook in de brief van de staatssecretaris wordt vaak gerept van de hoge kwaliteit die de publieke omroep bieden moet, vooral ook in de nieuwsvoorziening. Tevens wordt vastgesteld dat de publieke verantwoording thans sterk te wensen overlaat en dat deze verbetering behoeft. Hoe denkt de Staatssecretaris in dat verband over het zogeheten recht op antwoord zoals dat bij de publieke omroep in Vlaanderen vormgegeven is? Ik heb het er hier niet over dat de eerste de beste querulant die over details zeurt z’n zin moet krijgen, maar over personen of organisaties die aantoonbaar journalistiek onheus behandeld zijn, bijvoorbeeld omdat wederhoor volledig achterwege gebleven is. Is een wettelijk geformuleerd recht op antwoord, nogmaals, zoals dat in Vlaanderen bestaat en daar een zekere preventieve werking heeft, iets waar de staatssecretaris wat voor zou voelen – in de context van zijn opmerkingen over kwaliteit en de matige staat van de huidige publieke verantwoording? En is, als hij deze gedachte in principe kan omarmen, het dan niet ook wijs datzelfde recht ook bij de commerciële omroep te introduceren?
Een aantal collega’s zal ongetwijfeld suggesties doen en vragen stellen over Market Inpact Assessment dan wel Public Value Test, afhankelijk of men de Europese dan wel BBC-term gebruikt, de Duitsers kennen overigens de ‘Drei Stufen Test’: past het plan in de taak van de publieke omroep, draagt het bij aan pluralisme in de meningsvorming en zijn de kosten redelijk : ik sluit me op voorhand i.v.m. de tijd aan bij de strekking van een aantal vragen van de collegae in deze commissie (ik weet dat ze gaan komen), maar doe wel alvast de dringende suggestie om gewoon vanaf nu consequent te spreken over een ‘Markttoets’ – we hebben al genoeg idiote Engelse termen in ons idioom.
In verband met de spreektijd zal ik niet uitputtend die onderdelen uit de brief noemen waarmee wij het eens zijn. Ik maak terzake evenwel nadrukkelijk één uitzondering. Namelijk over de voorgenomen oprichting van een privaatrechtelijke entiteit om de rechten van omroepprogramma’s beter te verkopen en de voordelen daarvan aan de publieke omroep als geheel te laten toekomen. Zeer verstandig, snel uitvoeren.
MdV, ik rond af.
Hoewel wij graag op sommige onderdelen graag vergaander keuzen en meer snelheid hadden gezien, beschouwt de VVD de plannen van de staatssecretaris als een echte breuk met het verleden van verzuilde, naar binnen gerichte en verwende omroepen. De brief bevat goede voornemens, ze komen wel vijftig jaar te laat, dus snel wetgeving graag.