Passend onderwijs en platte demagogische vakbondsnonsens
Morgen stroomt de Amsterdam Arena vol met tienduizenden leraren die protesteren tegen de bezuinigingen op het passend onderwijs. Opgehitst door de vakbonden zijn de meesten van hen naar de Arena gelokt met het doembeeld dat dit Kabinet het passend onderwijs de nek om zou draaien en de belangen van kinderen met voeten zou treden.
Laat ik beginnen met de feiten, dat valt ook opponenten aan te bevelen.
De totale bezuiniging op het passend onderwijs bedraagt € 300 miljoen. Dat is een fors bedrag, maar na deze bezuiniging is er nog altijd € 1,9 miljard beschikbaar voor passend onderwijs en onderwijsondersteuning. De huidige 70.000 plaatsen in het speciaal onderwijs (voor kinderen die op een normale school onmopgelijk kunnen meekomen) blijven dan ook bestaan. De € 300 miljoen die wordt bezuinigd wordt voor bijna de helft gevonden door te snijden in bureaucratische rompslomp. Een kwart is afkomstig van snijden in de kosten van de speciale hulp voor kinderen op reguliere scholen, die ervoor zorgt dat ze op een normale school kunnen blijven (in vreeswekkend onderwijsjargon heet die hulp: de ambulante begeleiding). Door tenslotte de klassen in het speciaal onderwijs met 10% te vergroten, wordt het laatste kwart van de bezuiniging gerealiseerd.
Uitgangspunt is en blijft, zeker ook voor de VVD, dat kinderen die werkelijk zorg nodig hebben deze zullen blijven ontvangen. We gaan wél beter kijken welke kinderen daadwerkelijk gebruik moeten maken van speciale voorzieningen. Want de afgelopen jaren heeft daar een explosie plaatsgevonden. Er worden simpelweg teveel kinderen aangemerkt alsof er iets met hen aan de hand is. Voor hen is geld beschikbaar, dat een ‘rugzak’ is gaan heten: met dat geld trekken de ouders virtueel in de rondte en kunnen ze extra hulp voor hun kind laten inkopen. Dat systeem werkt niet, omdat het wel een gaspedaal, maar geen rem kent: een indicatie voor het kind, betekent immers geld voor de school. Scholen zijn graag behulpzaam en hier en daar financieren ze er de conciërge zelfs van, dat is een publiek geheim in onderwijsland.
Anno 2012 hebben we dan ook vier keer zoveel rugzakkinderen als in 2003. In het voortgezet onderwijs is inmiddels met één op de vijf kinderen iets zodanig ernstig mis, dat ze bijzondere begeleiding nodig hebben. Dat zijn bizarre cijfers. Het is belachelijk dat een lerarenteam van een 13/ 14-jarig kind vindt dat het maar beter Concerta of Ritalin kan slikken als het lastig is in de klas om de ouders vervolgens te bewegen naar een makkelijk voorschrijvende arts te gaan. Ik verzin het niet, dit gebeurt. Daarmee medicaliseren we onze kinderen én onze samenleving. Daar horen we principieel stelling tegen te nemen. Dat doet het kabinet dus ook, want het schaft dit uit de hand lopende rugzaksysteem af. Scholen krijgen een zorgplicht: een ouder meldt een kind aan en de school plaatst het daar (al dan niet met extra hulp) of verzorgt een plek op een speciale school. Ze opereren in regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden. Daarmee komt de belangrijke beweging op gang dat sommige kinderen die nu nog naar het speciaal onderwijs worden verwezen weer naar de ‘gewone’ school gaan en daar de specialistische hulp bij krijgen die nú nog ten onrechte voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben wordt ingezet.
Naast die principiële kant van de zaak, neemt de Tweede Kamer deze week ook concrete maatregelen die ertoe zullen leiden dat het hele staketsel beter gaat functioneren. Te vaak hoor ik verhalen van ouders over langs elkaar heen werkende adviseurs en over beroerde organisatie. Door rigoureus te snijden in de bureaucratische rompslomp, voorkomen we dat ouders van het kastje naar de muur worden gestuurd. We gaan het geld voor ambulante begeleiding (deskundigen die een kind op school tijdelijk ondersteunen) effectiever en transparanter inzetten. Dat is nodig, want nu hebben ouders vaak geen idee hoe het geld besteed wordt. Nogal eens worden ouders gestimuleerd om de duurste zorg aan te vragen in plaats van de best passende zorg. Die perverse prikkel halen we uit het systeem. Tenslotte investeert het kabinet in het lerarenbeleid en de lerarenopleiding om te zorgen dat leraren (beter) leren omgaan met verschillen in de klas. Meer deskundigheid in het reguliere onderwijs leidt tot minder behoefte aan speciaal onderwijs. Er zijn uiteraard ook veel buitengewoon nuttige en gekwalificeerde specialisten, die nu met dat rugzakgeld worden ingehuurd op school. Het is simpelweg onjuist en onwaar dat die nieuwe samenwerkingsverbanden hen niet opnieuw alsnog kunnen inhuren. Het zullen er wel minder zijn, het zullen alleen de beteren zijn en ze zullen het efficiënter moeten organiseren – niks mee mee voor wie bedenkt dat ze van belastinggeld betaald worden. En inderdaad: een aantal zal z’n baan verliezen, de belangrijkste reden voor de vakbond om nu zo’n keel op te zetten.
Dat kinderen de dupe worden van een betere inrichting van dit deel van het onderwijsgebouw, is dan ook simpelweg niet waar en dat er een ‘onverantwoorde kaalslag’ op til zou zijn is platte demagogische vakbondsnonsens.
Een land dat terugschakelt naar het uitgavenniveau dat ook in 2005 beschikbaar was voor de speciale begeleiding van kinderen die dat werkelijk nodig hebben, is niet ineens een asociaal land geworden.
Ton Elias, onderwijswoordvoerder VVD Tweede Kamer
Verschenen in bekorte versie in NRC, d.d. 05-03-2012