Spreektekst Ton Elias AO MBO d.d. 11-04-2012
Allereerst wil ik de Minister graag een compliment maken. De VVD-fractie waardeert het zeer dat zij het verkiezingsprogramma van onze partij met zoveel verve uitdraagt. Dat minder studenten populaire beroepsopleidingen kunnen volgen die niet tot een baan leiden, is écht een VVD-punt, waar ook de VVD-staatssecretaris op Onderwijs én mijn fractievoorzitter sterk op hameren. Het kan niet genoeg benadrukt worden hoe goed en politiek verstandig het is, dat ook deze CDA-minister deze lijn, waartegen lang een breed verzet bestaan heeft, nu zo manhaftig omarmt en verdedigt. Dat de touwtjes in onderwijsland strakker in handen worden genomen door slechts een beperkt aantal licenties af te geven voor studies die weliswaar populair zijn bij scholieren, maar waar weinig uitzicht op een baan voor is, hulde! Prettig, die erkenning voor jarenlang VVD-beleid, maar -veel belangrijker nog- goed voor het onderwijs, goed voor de arbeidsmarkt en goed voor leerlingen. Dat de minister de financiering van overbodige opleidingen dreigt te stoppen als mbo-scholen en bedrijven geen afspraken kunnen maken over het aantal noodzakelijke diploma’s per regio, is ook al heel verstandig. Dus wat de hoofdlijn betreft, kan ik niet anders dan uiterst tevreden zijn, omdat hier het VVD-gedachtengoed met kracht niet alleen wordt omarmd, maar zelfs beleden – op 2 april zelfs in een groot landelijk ochtendblad al binnen een paar uur nadat de Kamer de beleidsbrief had ontvangen.
Ik wil beginnen door met grote nadruk het punt van een doelmatig aanbod van opleidingen op regionaal niveau in het middelbaar beroepsonderwijs naar voren brengen – waar dit bestuurlijk al jaren bij elkaar op schoot zittende wereldje het fameuze begrip “macro-doelmatigheid” voor heeft bedacht. MBO-instellingen bepalen sinds een jaar of tien nu zelf het aanbod aan opleidingen. Enerzijds heeft dit geleid tot meer aanbod op regionaal niveau. Maar anderzijds groeit het aantal studenten niet meer en daalt het zelfs in meerdere regio’s.
Voorts worden er opleidingen aangeboden die weliswaar populair zijn, maar weinig kans op een baan bieden. En tenslotte wordt er op teveel scholen dicht bij elkaar hetzelfde aanbod verzorgd, terwijl de klassen half leeg zijn hetgeen zeer ondoelmatig is.
Deze onderwijssector lukt het onvoldoende om zelf een oplossing te vinden en daarom stelt de Minister van Onderwijs maatregelen voor. Zij wil de landelijke kwalificatiestructuur (deze wordt gebruikt om te beschrijven wat een leerling aan het einde van zijn MBO-opleiding moet weten, kennen en kunnen) voor het mbo beperken en aanpassen, de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt transparanter maken, betere afspraken tussen bedrijfsleven en onderwijs over het aanbod aan opleidingen realiseren, een zogenoemd escalatiemechanisme ontwikkelen als instellingen in samenwerking met bedrijfsleven niet tot afstemming over opleidingsaanbod komen, het aanbod van kleine, specialistische opleidingen centraliseren alsook het aanbod van populaire opleidingen met geringe arbeidskansen verminderen door die alleen nog na voorafgaande goedkeuring van de Minister te bekostigen (het zogenoemde ‘licentiesysteem’). Dat gaat overigens niet alleen over pretstudies, maar zeker voor een deel ook over opleidingen die wel degelijk arbeidsrelevantie hebben (bijvoorbeeld Grafische Lycea, CIPAB, Sint Lucas, Nimeto), maar waar een serieus probleem bestaat tussen vraag op de arbeidsmarkt en aanbod aan opleidingen.
Ik ben het eens met de richting van de Minister, maar het gaat te traag en te stroperig. Een aantal hoofdpunten:
1) Minder tra-la-la opleidingen zijn voor ons belangrijk, maar gebeurt dit met het voorstel van de Minister nou ook? Waar zitten de garanties dat krachtig wordt gewied in opleidingen waar je als student niks aan hebt? Het is prima dat de Minister gaat inventariseren welke opleidingen tot werkloosheid leiden, maar waar staat nou de harde verplichting dat dat aan studenten vooraf moet worden meegedeeld? En waar staat dat moet worden verteld wat ze gaan verdienen? Wellicht kan hier worden aangesloten bij de studiebijsluiter die nu ontwikkeld wordt in het HBO?
De aangekondigde acties om te komen tot doelmatigheid zijn lang niet scherp genoeg. De Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (=samenwerking bedrijfsleven en beroepsonderwijs die fungeert als officieel adviesorgaan Ministerie van Onderwijs) beweert dat gewerkt wordt aan meer doelmatigheid, maar ik ontwaar in hun voorstellen vooral procedures. Is het nou wel of niet de expliciete bedoeling dat wanneer twee opleidingen op drie kilometer afstand hetzelfde aanbieden, doch allebei met halflege lokalen zitten, er simpelweg gewoon één ook werkelijk gesloten wordt? Als we die garantie niet krijgen, dan overweeg ik om namens de VVD-fractie serieus voor te stellen om te stoppen met die hele route via SBB en een van bovenaf opgelegde taakverdeling- en concentratieoperatie op te leggen, met alle nadelen van dien, maar wij moeten ons niet kunnen en willen veroorloven dat er zoveel onderwijseuro’s worden vermorst aan ondoelmatigheid, louter omdat koninkrijkjes in het onderwijs op kosten van de belastingbetaler in stand worden gehouden.
Ik ben werkelijk zeer geschrokken van de bijna nonchalante manier waarop de SBB denkt er nog een jaartje of twee aan te kunnen vastplakken om dit dringend noodzakelijke proces van stroomlijning vorm te kunnen geven.
2) We hebben nu een vol jaar geleden tijdens het vorige richtinggevende AO over het MBO een aantal dingen zeer duidelijk naar voren gebracht, die een jaar na dato nog altijd niet gerealiseerd zijn: betere herkenbaarheid van het MBO (daarover straks meer), betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, het inkorten van de MBO-opleidingen, zaken financieel op orde (ik ga vandaag bewust niet in op -grote- incidenten, maar wil een structurele aanpak bepleiten), meer aandacht voor zij-instromers en tot slot een duidelijke omkadering van onderwijsuren en de eisen die we daar aan stellen.
Wat die herkenbaarheid betreft pleitte ik voor wat ik ‘gevelduidelijkheid’ noemde. Er is namelijk al veel gewonnen als een school “Middelbaar vakonderwijs toerisme” heet in plaats van “ROC A12 Leisure & Hospitality”.De MBO-Raad (vertegenwoordiger van de werkgevers in het MBO) en de SBB zeiden vorig jaar grif toe dat ze dit punt over gevelduidelijkheid zouden oppikken. Er kwamen onmiddellijk toezeggingen om dit aan te pakken van de gewiekste MBO-voorzitter (en oud PvdA-Kamerlid) Jan van Zijl, maar sedertdien is er een jaar lang vrijwel niks gebeurd. Vindt de Minister dit punt nu wel of niet belangrijk? En wil ze nu wél of niet dat we dit aanpakken? In maart 1987 kapseisde de Herald of Free Enterprise vlak na vertrek uit Zeebrugge. Het schip was eigendom van rederij Townsend Thoresen; deze naam werd een week na de ramp afgeschaft. Ander voorbeeld: het alcoholvrije biermerk Buckler verdween nadat Youp van ’t Hek het kapotmaakte in een conference. Als een merk niet werkt, verdwijnt het. Waarom bestaan er dan nog ROC’s? Ik heb niks tegen professionele samenwerkingsverbanden tussen scholen aan de achterkant (zolang dat althans niet tot megalomanie leidt), maar de scholen zelf moeten (aan de voorkant) herkenbaar zijn. Waarom hecht ik daar zo sterk aan? Er moet (daar heb ik geen nieuw onderzoek voor nodig) iets mis zijn met de beleving onder (aspirant-)leerlingen van het MBO. Ga maar na: wie een vak leert, vindt in deze tijd sneller een (ook nog vaak beter betalende) baan dan wie de HAVO doet en een administratieve functie zoekt. Toch loopt het MBO leeg. Tenminste voor een deel komt dat omdat die scholen hun kernfunctie niet goed en niet duidelijk aan de man brengen – en dat begint met simpeler te communiceren wat je er nou wel en niet leert én wat je daar voor je latere vak aan hebt, zowel wat werkgelegenheidsperspectief als inkomen betreft. Waarom niet vanaf vandaag begonnen met louter nog te spreken van MBO-scholen en het ROC als mislukt merk te begraven.
3). Op sommige plekken is het bedrijfsleven dermate ontevreden over de kwaliteit van ROC’s, dat ze de opleidingen zelf maar gaan verzorgen. Een werkbezoek in Heerhugowaard was uiterst illustratief: daar is een campus neergezet op kosten van het bedrijfsleven, waar leerlingen zeer gericht een vak gedoceerd krijgen. Hun diploma halen ze dan uiteindelijk in het ROC een halve kilometer verderop, waar ze, aldus de directeur van de campus, “meer in vastgoed dan in onderwijs geïnteresseerd zijn”. Dat ROC kun je dus net zo goed opheffen – en de serieuze vraag is dan ook waarom dat niet gebeurt. Of tenminste dat deel dat het aanbod niet op orde heeft, de bouw in dit geval. Ronduit schokkend was de reactie hierop van de MBO-raad toen ik deze tijdens een recente werkconferentie vroeg: ‘het bedrijfsleven zal altijd wel ontevreden zijn; dat is van alle tijden”.
4) Ik wil ook helderheid over kwalificatiedossiers. Het duurt nu negen jaar voor deze vanuit de sector zelf zouden zijn ingedikt. Als het op 1 januari 2013 nu nog niet geregeld is, heeft de VVD geen geloof meer in de gezamenlijke aanpak door het onderwijsveld en het georganiseerde bedrijfsleven – en dan zal het me plat gezegd een zorg zijn wie de vertragende factor is in dat proces. Als men er dan nog niet uit is, dan moet de Minister de knoop maar doorhakken op basis van een advies van het programmamanagement; want dat kan er binnen twee maanden liggen. Graag reactie of de minister daartoe bereid is, want dit is voor mijn fractie werkelijk een hard punt.