Ton Elias's Posts

MdV,

Parijs: doorgaan met ons leven, dus ook met de politiek. Hoe tegennatuurlijk dat ook aanvoelt.

Ik begin dan maar meteen met de wijze waarop letter en geest van de wijzigingen van de mediawet neerslaan in praktisch beleid vanaf 1 januari. De NPO heeft in het concessiebeleidsplan een wel heel voorzichtig aanzetje gedaan om die veranderingen vorm te geven. Nu de wetswijziging met een ruime meerderheid is aangenomen kunnen en moeten daar echt nog een aantal schepjes bovenop. De staatssecretaris schrijft in zijn mediabrief van 6 november j.l. en zijn brief aan de NPO over het Concessiebeleidsplan ook al dat hij voor het vaststellen van de prestatieovereenkomst nog zal overleggen met de NPO over deze punten. [2.2.1 Mediabegrotingsbrief] Graag krijgt mijn fractie dan ook de toezegging dat in ieder geval inzake:

Lees meer

Toespraak Ton Elias bij de ondertekening van de Akte van Bewaring voor het openbaar maken van het archief van de VVD-Tweede Kamerfractie 1963-2002.

Geachte genodigden, van harte welkom in deze leesruimte, dé plek waar door de VVD-fractie informatie is opgezogen – en roddels zijn uitgewisseld niet te vergeten! Een speciaal welkom natuurlijk voor de betrokkenen vanuit het Nationaal Archief en van de organisatie Doc-direkt, verantwoordelijk voor de bewerking van het archief. Verder natuurlijk een speciale vermelding voor Sylvia Bakker, onvermoeibaar strijdster voor archivering en behoud en de organisator van deze bijeenkomst – en ook VVD-collegae, een enkele oud-collega en medewerkers van onze fractie.

Lees meer

Dit is de enige uitnodiging (uit vele) die ik heb aanvaard. De meeste andere werden door de ICT-sector georganiseerd en deelnemers moesten er -soms grof- voor betalen. Maar ik vind: voorzitters van parlementaire onderzoekscommissies zijn er niet om het verdienmodel van anderen te dienen. Bovendien heeft de sector de afgelopen jaren wel genoeg verdiend aan de Rijksoverheid.

Wij treffen elkaar in de nadagen van de commissie ICT aangezien het debat tussen de Kamer en het kabinet naar verwachting binnen nu en enkele weken plaatsvindt, en de commissie daarna zal worden gedechargeerd.

Dat het werk van de commissie er bijna officieel op zit neemt overigens niet weg dat ik ervan overtuigd ben dat ons rapport een blijvende impact zal hebben op de omgang bij de overheid met ICT-projecten. Ik zeg dit niet zomaar: ikzelf, maar ook andere leden van de commissie worden, sinds de presentatie van het rapport op 15 oktober jongstleden tot op de dag van vandaag, regelmatig aangesproken op de uitkomsten en aanbevelingen van ons onderzoek.

En dan heb ik het niet alleen over burgers die ik op straat of in het openbaar vervoer tegenkom (u hoort het goed, ik ben dan wel van de asfalt-partij, maar ook ik reis regelmatig met de trein), maar interessanter nog: het zijn juist de ambtenaren op ministeries in Den Haag en daarbuiten die met dit rapport in de hand hopen dat er nu eindelijk écht iets gaat veranderen. Ons werd regelmatig gezegd: “Wat goed dat jullie het nu eindelijk eens allemaal stevig hebben opgeschreven”. Of : “Het is nog véél erger dan jullie denken”. En: “Bij het departement waar ik werk is een groot ICT-project aan het mislukken, maar geluiden hierover stoppen de managers in de doofpot”. Misschien bent u hier verbaasd over, maar ik verzin dit niet – het is ons als commissieleden simpelweg overkomen, en we waren er soms beduusd van.

Ook de media hebben de afgelopen tijd niet stil gezeten als het gaat om berichtgeving over ICT-projecten. De aandacht voor tunnelproblemen veroorzaakt door ICT, de problemen met ICT van de Sociale Verzekeringsbank, ICT bij de politie, de Zembla-uitzendingen over belangenverstrengeling bij ICT-aanbestedingen en ga zo maar door. Ons rapport is dus geen dag te vroeg gekomen. De tijd is overrijp voor verandering.

Dames en heren, ik ga er van uit dat u allemaal het eerste hoofdstuk van ons rapport hebt gelezen, de conclusies en aanbevelingen die op pagina 9 tot en met 22 staan. Bij elkaar slechts veertien bladzijden, zo kort en zo helder mogelijk geformuleerd. Ik stip hier alleen drie kernpunten aan en zal over één daarvan langer doorpraten.

  1. De rijksoverheid heeft de eigen ICT-projecten onvoldoende onder controle. Om orde in de chaos te brengen, moet het Rijk een tijdelijke, onafhankelijke ICT-autoriteit oprichten: het Bureau ICT-toetsing, afgekort tot BIT. Het BIT zal dienen te opereren onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister-president en moet worden geplaatst onder het ministerie van Algemene Zaken. Het BIT zal ICT-projecten boven de 5 miljoen euro toetsen aan de hand van een tiental door de commissie geformuleerde “boerenverstandregels”. Zonder goedkeuring van het BIT vinden projecten geen doorgang. Geen nieuw bureaucratisch orgaan – het BIT zal juist een kleine, efficiënte en slagvaardige organisatie moeten zijn.
  2. De rijksoverheid heeft onvoldoende inzicht in de kosten en baten van haar ICT. Het is onacceptabel dat er géén overzicht is van wat de rijksoverheid uitgeeft aan ICT. Het jaarlijkse totaaloverzicht van de ICT-kosten bij de rijksoverheid, inclusief personeels-, beheer- en onderhoudskosten moet daarom in ere worden hersteld, inclusief een vergelijkende analyse. En publiceer dit overzicht op het verbeterde ICT-dashboard, de website van de overheid waarmee met de buitenwereld over kosten en duur van ICT-projecten wordt gecommuniceerd, met als doel de verantwoording van publiek geld.
  3. Er gaat veel mis bij het aanbesteden van ICT-projecten. Het heeft ons verbaasd dat de Tweede Kamer hier niet veel eerder aandacht aan heeft besteed. De relatie tussen de overheid en haar leveranciers is onvolwassen en bevat perverse prikkels.

Dit zijn heel, heel ernstige hoofdconclusies! En daarom vinden wij dat er onmiddellijk drastische maatregelen nodig zijn. De rijksoverheid kan zich de verspilling van zoveel publiek geld niet permitteren. Het gaat immers om naar schatting 1 tot 5 miljard euro verspilling aan mislukte ICT-projecten – per jáár. De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren weliswaar pogingen gedaan om haar ICT-projecten beheersbaar te maken, maar dat was té laat en té weinig. De mislukkingen gingen gewoon door.

Dames en heren: U, ik, – Kamer, kabinet, de belastingbetaler- hebben met een noodsituatie te maken. Wij vinden als commissie, kort gezegd: ’alle hens aan dek, hier worden minimaal 10.000 Maserati’s per jaar vershredderd. Nu de bloedende ICT-wond stelpen en een noodverband aanleggen’.

Het is van het grootste belang dat zowel de politiek als het ambtelijk apparaat daarvan doordrongen raken. Het is tijd dat de rijksoverheid leert van haar fouten; dat zij haar gedrag en werkwijze aanpast. Een cultuuromslag is nodig. Doorgaan op dezelfde gebaande, dezelfde ministeriële en ambtelijke procedures en verantwoordelijkheden als tot nu toe zou die cultuuromslag niet teweegbrengen.

De commissie blijft hierbij van mening, gebaseerd op twee jaar uitgebreid onderzoek en op discussie en beraad in onze eigen kring, dat het BIT niet anders dan bij het ministerie van Algemene Zaken zou moeten worden ondergebracht.

Tijdens het debat tussen de commissie en de Kamer in december werd de vraag gesteld of de commissie wellicht had overwogen het BIT te plaatsen bij bijvoorbeeld het ministerie van Financiën of Binnenlandse Zaken / Wonen en Rijksdienst. Het antwoord daarop was: jazeker, die overweging heeft de commissie uiteraard gemaakt.

Ah, u hoort de term “ministerie van Financiën” en ik zie dat een aantal mensen rechtop gaat zitten! Dat is mooi, want ik ben ook benieuwd naar úw kijk op deze zaak.

Het zou volgens de commissie immers niet alleen onlogisch maar ook onverstandig zijn het BIT bij het ministerie van Financiën te plaatsen. In de eerste plaats zou dit in het licht van de kerntaak van dat departement te veel de nadruk op de financiële aspecten van de ICT-problematiek leggen. In het eindrapport van de commissie is duidelijk omschreven dat de oorzaken van het mislukken van ICT-projecten vele malen complexer zijn dan de financiën alleen. Ten tweede heeft het departement zelf (in casu de Belastingdienst) te kampen met nogal wat belangrijke ICT-problemen. Dit geeft al meteen aan dat een scheiding tussen controle en beleid in een dergelijk geval wazig zou kunnen worden.

Het BIT zou volgens de commissie ook zeker niet onder de verantwoordelijkheid moeten worden gebracht van een van beide ministers op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit ministerie heeft de afgelopen jaren weliswaar stappen in de goede richting gezet voor de rijksbrede samenwerking door gemeenschappelijke ICT-diensten en de inrichting van digitale werkomgeving binnen het Rijk. Maar er is werkelijk te weinig gedaan aan de beheersing van ICT-projecten. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft (sinds 1990) de coördinerende taak rondom de beheersing van ICT-projecten onvoldoende serieus genomen. Het ICT-dashboard was jaren een ongeloofwaardig instrument waarop alle ICT-projecten van de rijksoverheid continu op groen stonden. Er heerst te veel een afvinkmentaliteit op het departement; er wordt te veel op het proces getoetst en niet op de inhoud en kwaliteit van ICT-projecten. Bovendien zeiden de verantwoordelijken op het departement ons tijdens onze hoorzittingen zelf te weinig doorzettingsmacht te hebben om drastisch in te grijpen bij ICT-projecten die de mist ingaan.

Plaatsing bij de minister voor Wonen en Rijksdienst zou in de ogen van de commissie voornamelijk een cosmetische verandering zijn. In feite is Wonen en Rijksdienst immers de rechtsopvolger van Binnenlandse Zaken op de gebieden die onder haar verantwoordelijkheden vallen – het departement dat 25 jaar lang haar werk op het gebied van de beheersing van ICT-projecten onvoldoende gedaan heeft. Hierbij geldt dus hetzelfde als voor het ministerie van Binnenlandse Zaken: de resultaten uit het verleden geven geen goede hoop voor de toekomst. Plaatsing van het BIT bij Binnenlandse Zaken of Wonen en Rijksdienst was daarom geen optie voor deze commissie.

In de ogen van de commissie hoort het BIT thuis bij het ministerie van Algemene Zaken en onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister-president. Het is van groot belang dat het BIT een onafhankelijk toetsingsorgaan wordt en dus los komt te staan van de vakdepartementen.

Intussen is, op 30 januari jongstleden, de kabinetsreactie op het rapport naar de Kamer gestuurd. Het kabinet kiest ervoor om het BIT wél op te richten maar, tegen de aanbeveling van de commissie in, te plaatsen onder de minister voor Wonen en Rijksdienst met aan het hoofd de CIO Rijk. Het past de commissie, en mij als voorzitter niet, om hier nu uitspraken over te doen. Wij hebben in ons rapport, bij de beantwoording van de feitelijke vragen en tijdens het plenaire debat gezegd hoe we erover dachten, en de Kamer is nu aan zet om in debat te gaan met het kabinet. Wij zijn als commissie evenwel niet van gedachten veranderd.

Aan het begin van mijn verhaal heb ik al verteld hoe wij door burgers en ambtenaren worden benaderd met mondelinge steunbetuigingen en loftuitingen. Maar de steun wordt niet alleen met de mond beleden. Het rapport heeft nu al veel teweeggebracht, ik durf wel te beweren méér dan menig ander parlementair onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat dit te danken is aan onze, wellicht ietwat onconventionele aanpak van deze materie. Ik ben hierbij altijd uitgegaan van het volgende: Oplossingen beginnen ermee een probleem niet te maskeren, maar het scherp en duidelijk te benoemen. Anders krijg je het nooit weg. We hebben er daarom bewust voor gekozen zo duidelijk mogelijk op te schrijven wat we hebben aangetroffen bij ons onderzoek.

De schrille wekker, die we dus bewúst in die stevige bewoordingen hebben gezet, begint al te werken – nog voor het finale debat heeft plaatsgevonden. Er wordt iets gedáán met onze aanbevelingen. Alleen daarom al zie ik ons werk als geslaagd.

Voorbeelden?

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de BIT-regels, onze boerenverstandregels aan de start van een ICT-project, losgelaten op de “Laan van de Leefomgeving”, een groot ICT-project binnen de implementatie van de Omgevingswet. Zij hebben de tien BIT-regels langs het project gelegd en gekeken welke aspecten van het project tegemoetkomen aan de regels en waar nog niet. Conclusie was dat de helft van deze regels de huidige sturing en toetsing versterken en de andere helft van de regels zullen leiden tot extra aanscherping van de projectaanpak.

Bij het ministerie van Defensie zijn in de zomer van 2014 grote problemen met de algehele informatievoorziening en ICT-voorzieningen aan de oppervlakte gekomen. Deze hebben zelfs geleid tot een gevaar voor de continuïteit van het werk van het ministerie. De minister van Defensie heeft, naast de opdracht tot een onderzoek door een onafhankelijk Amerikaans onderzoeksbureau, vooruitlopend op de kabinetsreactie de aanbevelingen van de tijdelijke commissie ICT getoetst aan de problemen. Dit heeft geleid tot het aanscherpen van de governance, het versterken van de positie van de CIO en het versterken van de ICT-deskundigheid in de organisatie. En de Kamer zat er bovenop – niet de ICT-specialisten, maar de defensiewoordvoerders zelf, dat scheelt enorm.

Dit waren twee voorbeelden van wat er al is verbeterd bij ICT-projecten, maar de mensen in de zaal die verder hebben gelezen dan hoofdstuk 2 weten dat de commissie ook een zwaar punt heeft gemaakt van de informatievoorziening aan het parlement. We hebben af en toe nogal een knokpartij moeten leveren om de juiste stukken op tafel te krijgen. Dit alles kunt u nalezen in ons rapport.

Vandaag exact twee weken geleden hebben we bij Veiligheid&Justitie maar weer eens gezien waar het niet volledig informeren van het parlement uiteindelijk toe kán leiden. Ook hier was trouwens weer sprake van zowel een ICT-systeem waar de informatie niet zonder meer uit kon worden verkregen, als slecht archiveren bij de overheid – twee punten waar onz commissie ook op gehamerd heeft – maar dat terzijde.

Geachte aanwezigen: ik realiseer mij dat u nog niet zo lang geleden zelf onderwerp bent geweest van een parlementair onderzoek, in dit geval zelfs het nog zwaardere middel van een parlementaire enquête Financieel Stelsel. Ik zie er dan ook naar uit om straks met u in gesprek te gaan over uw ervaringen en hoor graag uw kijk op het onderzoek van de tijdelijke commissie ICT.

Ik dank u voor uw aandacht.

Lees meer

  1. Bent u bekend met het regelmatig op tv uitgezonden reclamespotje van Omroep Max, waarin nieuwe leden worden geworven met het gratis boek “Bakken met Menno” t.w.v. €24,95?
  2. Bent u met de VVD-fractie van mening dat het werven van omroepleden met een gratis boek, waarvan de waarde de jaarlijkse lidmaatschapskosten van €7,50 ook nog eens ver overstijgt, onwenselijk is?
  3. Klopt het dat het werven van leden door een publieke omroep met het verstrekken van cadeaus, of ze nu gratis zijn of niet, expliciet verboden is op grond van artikel 2.137 van de Mediawet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt hier tegen opgetreden?
  4. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de boete van €180.000 die Omroep Max zou zijn opgelegd door het Commissariaat voor de Media voor Heel Holland Bakt-producten?
  5. Heeft het Commissariaat voor de Media nog andere sanctiemiddelen dan het opleggen van boetes?
Lees meer

  1. Bent u bekend met het bericht ‘Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal’? 1)
  2. Nieuw zijn berichten dat er sprake is van gratis reclamezendtijd voor Fox en van een voorkeurspositie voor bepaalde sponsoren in STER-zendtijd. Acht u dergelijke afspraken ook zonder te moeten wachten op eventueel nader onderzoek van het Commissariaat voor de Media niet in strijd met de Mediawet?
  3. Acht u het wenselijk dat door dergelijke afspraken de STER-afdrachten aan de mediabegroting kunstmatig laag worden gehouden en er zo via een omweg nog meer belastinggeld naar de eredivisiesamenvattingen gaat dan al bekend was?
  4. Wat is uw oordeel over het bericht dat de overkoepelende NPO niet vooraf op de hoogte was van deze afspraken en dat betrokkenen bij een journalistiek verzoek om opheldering naar elkaar wijzen?
  5. Worden deze STER-afspraken momenteel concreet onderzocht door het Commissariaat voor de Media?
  6. Wanneer is dat onderzoek uiterlijk gereed? Bent u bereid het onderzoek per ommegaande naar de Kamer te zenden?

1) Volkskrant 4 februari 2015

Lees meer

De reden dat wij hier nu toch staan, MdV, is dat er ook een aantal zaken is dat wij wel kunnen doen om op te komen voor een van de grootste werkgevers van het land, de KLM met 26.000 banen. Om nog maar te zwijgen over de 300.000 landgenoten die iedere dag weer hun brood verdienen in de luchtvaart, waarmee 26 miljard euro per jaar wordt verdiend. Air France-KLM staat, net als veel van de traditionele westerse luchtvaartmaatschappijen, voor grote uitdagingen en het is aan het bedrijf om met oplossingen te komen om daar sterker uit te komen. De berichten van de afgelopen week over een mogelijke greep in de kas, oplopend tot een miljard euro per jaar, van KLM door moederbedrijf Air France baarden ons echter grote zorgen, omdat hiermee de onafhankelijke beslissingen van KLM verleden tijd lijken te worden. De VVD-fractie is blij dat het kabinet heeft uitgesproken het ook van belang te vinden dat KLM zelf zeggenschap over de reserves houdt. Maar ik heb nog vragen:

Vorige week ontvingen wij berichten dat er helemaal geen sprake was van een greep in de kas, gisteravond werd er plotseling een summier persbericht uitgegeven met de boodschap dat de bestaande plannen niet langer doorgaan. Dat brengt ons, mede naar aanleiding van de scepsis die er bij de werknemers heerst, bij de vraag wat er nu precies afgesproken? Heeft de staatssecretaris hier nadere informatie over? Zijn er garanties voor de autonomie van KLM afgegeven? En wanneer die informatie er gezien de korte tijd sinds de gebeurtenissen niet is, kan zij ons hieromtrent schriftelijk informeren?

Wat heeft het kabinet, de minister van Financiën als aandeelhouder van KLM, ondernomen sinds de eerste berichten over deze ‘greep in de kas’ de kop opstaken? Is hij geïnformeerd door het bedrijf? Heeft hij zelf informatie ingewonnen? En hoe verhoudt het inperken van de autonomie van de Nederlandse tak zich tot het in mei 2010 gesloten Memorandum of Understanding tussen de Nederlandse Staat en Air France-KLM, waarin een aantal afspraken voor het behoud van de positie van KLM zijn vastgelegd?

Ik begreep dat de staatssecretaris afgelopen maandag nog contact heeft gehad met de Franse staatssecretaris van Transport. Hoe heeft zij daarbij aandacht gevraagd voor de problematiek? Verder hanteert Frankrijk, als ik goed ben geïnformeerd, een zogenaamde taxe de solidarité op vliegtickets, ooit door president Chirac ingevoerd voor ontwikkelingsprojecten in Afrika, die kan oplopen tot 45 euro per ticket. Net zoals staatssecretaris Wiebes van Financiën vorige week duidelijkheid wilde over de accijnzen in België en Luxemburg, vraagt de VVD-fractie aan de staatssecretaris van Luchtvaart om bij haar collega in Frankrijk Vidalies nadrukkelijk te informeren naar plannen om de grondslag van deze belasting te wijzigen, dus niet meer binnen te halen via Franse luchthavens, zoals het gerucht gaat. Dit zou Air France, en dus indirect ook de KLM, immers veel meer financiële lucht kunnen geven.

Maar ook als Tweede Kamer kunnen wij het een en ander doen, dat wil ik nadrukkelijk naar voren brengen. Er gaat namelijk geen luchtvaartdebat voorbij zonder dat er voor de luchtvaart en KLM peperdure voorstellen vanuit deze bankjes worden gedaan! Of het nu gaat om een vliegbelasting, die het CDA in 2008 invoerde en die pas na grote maatschappelijke weerstand een jaar later weer werd stopgezet.

Of om een goudgerande vergoeding voor vertraagde koffers waar D66 onlangs mee aan kwam zetten! Of het aanscherpen van de geluidsnormen voor Schiphol waar GroenLinks iedere keer weer voor pleit. Het helpt de KLM allemaal niet. Het is toch een buitengewoon raar en zorgelijk signaal dat iets zo voor de hand liggends als het vaker inzetten van vier banen tegelijk op Schiphol zo veel weerstand oproept. Slechts 20 extra starts of landingen per week schijnen er nu aan te komen.

Lees meer