Ton Elias's Posts

Op 8 maart zei ik in de Tweede Kamer (klik hier) dat het tij over passend onderwijs in die zin begint te keren dat ook voorstanders zich beginnen uit te spreken. Onderstaande brief, die ik dezer dagen ontving, vormt daarvan een duidelijk bewijs.

 

Geachte heer Elias,

Met veel passie begeleid ik als Pedagoog vanuit mijn praktijk kinderen in het basisonderwijs. Ik verbaas mij over het feit dat er te weinig geld voor het passend onderwijs zou zijn. Zelf heb ik deze praktijkervaring totaal niet. In mijn ogen gaat het om efficiënte begeleiding in de directe leeromgeving van de leerling. Dit hoeft zeker niet gepaard te gaan met een grote hoeveelheid geld.

Ik ga in mijn dat handdelingsplan uit van de handvaten die nodig zijn om de ontwikkeling van een kind te stimuleren. Ik probeer te voorkomen dat ik een kind bestempel.  Mijn praktijkervaring is, dat achter het opleggen van een stempel niet alleen de diagnose zit. Maar het in de communicatie naar een kind toe zijn positieve kant teveel ontkracht. Een kind is niet zijn stempel. Maar een persoonlijkheid  met veel kwaliteiten en soms gedragingen waarbij begeleiding nodig is.

Tijdens deze begeleiding bied ik hulpmiddelen die structuur brengen in het dagritme en voorspelbaarheid in het lesschema. Ik adviseer de leerkracht over de communicatie met deze kinderen.  Ik zoek een zitplaats uit in de klas waarbij de ruimte overzichtelijk is. Het effect daarvan is dat kinderen opbloeien, rust krijgen in het hoofd, meer zicht op de omgeving en beter overzicht in het werk. Door de vooruitgang die ze met het schoolwerk hebben, krijgen ze zelfs nog tijd om zich meer op de sociale contacten te richten.

De kosten hiervan voor de school zijn een aantal kopieerblaadjes. Uiteraard word ik zelf ook betaald voor de begeleiding die ik aan kind en leerkracht geef. Maar omdat het grootste effect van de vooruitgang ligt in een combinatie van het gebruik van de hulpmiddelen door het kind zelf en de juiste communicatie van de leerkracht naar het kind toe, is mijn begeleiding maar een aantal keer nodig om ze op weg te helpen. Hetzelfde geldt voor kinderen met concentratieproblemen. Ik begeleid hen een aantal keer en leer kinderen aan zelfstandig, met een beetje hulp van de leerkracht de concentratieproblemen onder de knie te krijgen. Dit vergt weinig tijd voor de leerkracht en de kosten zijn laag.

Dat er zoveel kosten omgaan in het basisonderwijs met betrekking tot kinderen die begeleiding nodig hebben, meneer Elias ik begrijp het werkelijk niet. Want passend onderwijs kan echt voor een passende prijs.

Met vriendelijke groet,

Leonie Vrieze

Lees meer

Spreektekst Ton Elias VAO Voortgezet Onderwijs d.d. 29-03-2012

NB Louter het gsproken woord geldt

Voorzitter. Ik dien weliswaar geen motie in, maar deze bijeenkomsten zijn er ook om iets te kunnen zeggen en de minister om een toezegging te vragen. Ik maak van die gelegenheid graag gebruik, maar pas nadat ik heb gezegd dat ik het eens ben met de heer Beertema. We hebben in het algemeen overleg niet alleen gesproken over Amarantis. Het ging over heel andere dingen, namelijk over het feit dat bestuurders in het onderwijs vaak financieel incompetent zijn. Bij een op de vijf schoolbesturen in het voortgezet onderwijs is sprake van tekorten; bij een op de vier schoolbesturen is sprake van een ondoelmatige inzet van middelen. We hebben daar al uitgebreid over gesproken, dus dat ga ik hier niet herhalen. Het probleem is dat het ministerie op geen enkele manier rechtstreekse invloed kan uitoefenen op het personeelsbeleid van de onderwijswereld. Zo hebben we dat in Nederland nu eenmaal georganiseerd. Toch vind ik het wel een heel groot en serieus probleem dat er bij bestuurders en raden van toezicht onvoldoende aandacht is voor een goed financieel beheer van onderwijseuro’s die bedoeld zijn voor onderwijs en die dus niet verprutst mogen worden. Wil de minister in april of ergens voor de zomer een week lang wervend rondgaan in het onderwijs op dezelfde manier als ze van plan is dat te doen om de betrokkenheid van ouders te promoten? Bij de onderwijsbegroting is daar weliswaar wat heisa over geweest, maar al met al is dat toch wel een goed idee. Dit onderwerp verdient namelijk net zoveel zendingswerk. Wil de minister dus langs de raden van toezicht en besturen gaan om aan te geven dat het van groot belang is dat ze dat beter organiseren?

Lees meer

Spreektekst Ton Elias plenair debat samenwerking onbekostigd onderwijs en volwassenenonderwijs d.d. 29-03-2012

NB Louter het gesproken woord geldt

Voorzitter. In het voortgezet onderwijs bestaat de mogelijkheid om leerlingen van zestien en zeventien jaar via de zogenaamde Rutteregeling uit te besteden aan het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, het vavo. De mogelijkheid tot maatwerk die in de Rutteregeling zat, wordt nu ook geboden aan het niet-bekostigd onderwijs, dat wil zeggen aan het private onderwijs.
Denk daarbij aan instellingen zoals het Luzac College of straks wellicht zelfs het LOI. In het regeerakkoord is de doelstelling opgenomen om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te brengen tot 25.000 in 2016. Nu zijn het er een dikke 10.000 meer. Het onbekostigd onderwijs vervult bij het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het alsnog kwalificeren van uitvallers in het onderwijs, een maatschappelijke rol die wat betreft de VVD nog fiks zou mogen toenemen. Voorwaarde is uiteraard wel dat de eisen dezelfde zijn en dat de geboden onderwijskwaliteit gelijk is, wellicht zelfs minimaal gelijk. Ik kom daar straks op terug. Leerlingen kunnen via de Rutteregeling alsnog een diploma halen en daardoor bijvoorbeeld beter de arbeidsmarkt betreden. Dat geldt vooral voor jongeren onder de achttien jaar. Sommigen van hen zijn het voortgezet onderwijs ontgroeid of hoeven slechts een aantal vakken waarvoor ze bij het eindexamen gezakt zijn, opnieuw te volgen. Helaas leidt dat ertoe dat sommigen van hen dreigen uit te vallen. Hier kan het maatwerk van de uitbesteding waar ik het net over had, een oplossing bieden. Er valt hier en daar nog wel een vraag bij te stellen maar die zijn eigenlijk allemaal al gesteld door de heren Van der Ham en Biskop. Om het wat korter te houden, sluit ik mij daarbij aan.

Alles overziende is de VVD-fractie ten principale stevig voorstander van dit wetsvoorstel omdat het ruimte biedt aan het private onderwijs. Daarnaast omarm ik het vanuit pragmatisch oogpunt omdat het de kabinetsdoelstelling inzake vroegtijdig schoolverlaten dichterbij brengt. Diploma’s zijn namelijk belangrijk. Als meer leerlingen hun diploma weten te behalen doordat maatwerk wordt geboden, of doordat wettelijke belemmeringen voor private scholen worden opgeheven, dan juicht mijn fractie dat toe.

Het niet-bekostigde onderwijs moet er wel te allen tijde voor zorgen — dit kan niet genoeg benadrukt worden — dat ten minste dezelfde kwaliteit wordt geboden, en liefst een betere. In dat laatste geval kan deze vorm van privaat onderwijs een zodanige vlucht nemen dat het als voorbeeld voor andere sectoren in het onderwijs zou kunnen gelden. Juist dat juichen wij alleen maar toe. Stemt de minister in met deze schets en met de verwachting van de VVD-fractie over de rol en de eventueel toenemende rol van het private onderwijs op termijn?

Een overheid die strenge eisen stelt, deze controleert maar verder ook veel aan private partijen overlaat, is naar mijn overtuiging een liberaal uitgangspunt dat past in een van een kleinere staat doordesemd verkiezingsprogramma van de VVD.

Ik heb wat tijd over en ik wil die graag gebruiken om een kleine toelichting te geven. Tijdens de plenaire vergadering over de arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs van 29 september zei ik op een interruptie van collega Dijsselbloem dat de uitspraak “Paris vaut bien une messe” afkomstig is van Napoleon. Een oplettende leraar Frans verbeterde mij echter. Verbeteren past sterk bij de sector, zo weet ik inmiddels. Hij wees mij erop dat die uitspraak is gedaan door Henri IV. Graag zet ik dat bij dezen recht. Ik beloofde deze leraar namelijk om dat te doen op dezelfde plek als waar ik deze schandalige enormiteit gedebiteerd had.

Lees meer

Mijn heldere uitlatingen over het onderwijs zijn nogal eens (bewust?) verkeerd weergegeven. Op een bijeenkomst in Amersfoort met vertegenwoordigers uit de vakbonds-, en onderwijswereld met diverse politici heb ik daarom de gelegenheid aangegrepen een aantal punten te weerspreken. Ook voor lezers van deze site is mijn bijdrage wellicht interessant:

“Waarom sta ik hier? Ik sta hier omdat ik ben uitgenodigd op zo’n verjaarsfeestje in de straat waar je niet heel erg op zit te wachten, maar waarvan je fatsoenshalve vindt dat je er niet ontbreken kan. Maar die ene overbuurman, met wie je het echt aan de stok had heeft afstand genomen, een beetje dunnetjes, maar alla, van eerdere uitspraken, de andere buren zeggen steeds luider en indringender dat het nou wel welletjes geweest is en de moraalridders van het wijkkrantje riepen je zelfs op je andere wang toe te keren – niet je favoriete gewoonte noch voortkomend uit je dagelijkse overtuiging.

En nou ik er tóch ben, is het misschien goed een paar dingen luid en duidelijk uit te spreken.

De kern van mijn (en als ik ‘mijn’ zeg, bedoel ik niet mij als persoon, maar de politieke beweging die ik in de Tweede Kamer mag vertegenwoordiger; werk dat ik uit maatschappelijke betrokkenheid ben gaan doen en niet om er een baantje aan over te houden), de kern dus van mijn principiële bezwaar is dat ik vind dat er een klimaat is ontstaan waarin met kinderen wordt gesold. En daar neem ik dus ook principieel stelling tegen. En ja, dat doe ik in klare taal, zij het zonder ooit iemand te beledigen, daar kom ik straks op. Tegen de leiding van De Berkenschutse, die epilepsieschool in het Brabantse Heeze waar ik vorig jaar was, heb ik in een net zo open gesprek als wat volgens mij hier de bedoeling is, gezegd: ‘ik neem het u zeer ernstig kwalijk dat u zwaar epileptische kinderen die aan uw zorg zijn toevertrouwd heeft laten gebruiken door ze voor de camera van 1-Vandaag te laten sleuren, om de werkgelegenheid van een deel van de ambulante begeleiders veilig te stellen.’ Want ik vond dat een bewuste poging om een opinieklimaat te creëren waarin politici ervoor zouden terugschrikken om een impopulaire maatregel te nemen. De begeleiding van die kinderen was NIET in het geding; er was een stomme fout gemaakt op het departement die -uiteraard mede op mijn instigatie- parlementair is geredresseerd – maar er werd op onaanvaardbare wijze op de emotie van het grote publiek gespeeld in verkiezingstijd (Provinciale Staten). Het klimaat is daarna alleen nog maar verhard.  In het Kamerdebat van vorige week en op Radio en TV heb ik recente voorbeelden genoemd: drie klassen bij elkaar gezet en de kinderen wijs gemaakt dat hun school er zo uit zou komen te zien, volstrekt feitelijk onjuiste beweringen als zou de volledige functie van de ambulante begeleiding verdwijnen (als zou specialistische hulp van deskundigen om kinderen in het reguliere onderwijs te kunnen behouden worden opgeheven; quod non); een gefilmde juf voor de klas (Moraalridders) die een jochie van 8 op het bord laat schrijven 300 miljoen bezuinigen op het speciaal onderwijs, ik durf het zelf niet op te schrijven, tientallen brieven aan ouders  door schoolbesturen en directies die van ‘kaalslag’ reppen en ouders bang maken. Voor mij was de druppel die de emmer deed overlopen de uitlating van Kircz op 27 januari dat hij IN DE KLAS vertelde dat Elias en Beertema het onderwijs kapot maken. Hij heeft er recht op zijn opvattingen hard en scherp te formuleren, maar niet via de kinderen in zijn klas, zeker niet omdat hij als rolmodel fungeert; ik kreeg niet voor niets mails van leraren die me aankondigden zijn voorbeeld te volgen. Dat vond en vind ik indoctrinatie. We zouden, dat wilde organisator Slob, elkaar hier vandaag recht in de ogen kijken en dat doe ik dus: ik waardeer het bijzonder dat Walter Dresscher hier afgelopen maandag afstand van heeft genomen door te schrijven én op de radio te zeggen dat indoctrinatie niet thuishoort in de klas. Ik zeg er in diezelfde eerlijkheid wel meteen nog drie dingen bij:

-waarom moest dat zo lang duren, nadat Elbert Dijkgraaf van de SGP besloten had (waar Beertema, Biskop en ik ons bij aansloten) na deze -en andere!- uitlatingen van Kircs geen contact meer met de AOb te willen?

-waarom niet in één moeite door gewoon ruimhartig vastgesteld dat Beertema geen racist is? Mijn medewerker is lelieblank, de zijne is een Hindoestaanse  – en hij heeft 34 jaar les gegeven aan half multicultureel Rotterdam – wees dan ook zo flink in één moeite die excuses door te trekken, vind ik. Ik verschil overigens met Beertema van mening, maar ik geloof niet dat dat iedereen in de zaal hier is opgevallen, dus ik zeg het er nog maar eens even nadrukkelijk bij, over vakbonden; hij vindt dat maar niks; ik ben als overtuigd liberaal voor de vrijheid van organisatie en van vereniging – ik heb dus alleen moeite met veel standpunten van de bonden; dat is een wezenlijk verschil.

-hoe gaat hij concreet voorkómen dat niet dezelfde hysterie bij de volgende, alweer aangekondigde staking, ontstaat – en waarom wordt er überhaupt gestaakt als iedereen al weet dat de Eerste Kamer óók voor passend onderwijs gaat stemmen? Is het dan toch één grote ledenwerfactie? En dan ook nog eens op kosten van geld dat voor onderwijs bedoeld is?

Mijn tweede punt betreft de omgangsvormen, niet vanuit het gezichtspunt van een gekwetste ijdeltuit die zich het middelpunt van de wereld waant, zoals Jasper van Dijk van de SP er in het debat vorige week om politieke redenen van maakte, maar vanuit de gedachte dat leraren toch tenminste in zekere mate het morele kompas van onze jongeren ijken. Ik kan en wil niet snappen dat mensen die met kinderen werken NIET naar de argumenten van iemand willen luisteren met wie ze het niet eens zijn. Dat bij een leerlingendemonstratie met een enkele krentenbol gegooid wordt, soit  – maar léraren die vooraf bedenken om schoenen klaar te leggen om naar de fotoportretten te laten gooien van politici, terwijl die voor de vorm gevraagd wordt hun verhaal te komen houden – ik kan daar met m’n verstand niet bij. En al helemaal niet als achteraf gezegd wordt dat ik nog blij mocht zijn dat ze ze niet naar m’n kop gooiden. Deze verruwing is niet aan mijn kant ontstaan, wilde ik maar even vaststellen.

Bij die omgangsvormen hoort ook dat je je bij de feiten houdt. Vanuit de bonden is stelselmatig gezegd dat ik leraren lui heb genoemd. Ik tart iedereen om al mijn publieke uitingen na te vlooien en mij aan te wijzen waar ik dat gezegd heb. Het is namelijk niet waar. Wel heb ik zakelijke kritiek geuit en een heldere opinie gegeven over feitelijke bevindingen van de Onderwijsinspectie, welke feiten uiteraard tot verschillende gezichtspunten kunnen leiden, maar doe niet alsof die feiten niet bestaan. Zéker degenen die les geven aan onze kinderen of hen vertegenwoordigen, dienen de discussie zuiver te houden, vind ik. Er is geen debat of spreekbeurt geweest, waarin ik niet over het grote belang van de leraar gesproken heb en de meerderheid van hardwerkende docenten geprezen heb, werkelijk niet één keer. Het is onheus en unfair om dat stelselmatig te negeren en ik spreek u daar ook op aan.

Ik ben hier om u ervan te overtuigen dat mijn partij, onze fractie en ik het beste voor hebben met het onderwijs en dat ik niet accepteer dat de eerlijkheid van onze standpunten in twijfel wordt gesteld, zoals ik het ook in het Kamerdebat zei. U mag het met ons oneens zijn en we kunnen de degens wat mij betreft zonder enig probleem scherp kruisen op de inhoud. Maar zolang u op de man blijft spelen, krijgt u harder weerwerk dan u wellicht gewend was.

En ik stel dus voor dat we die vicieuze cirkel maar eens doorbreken. Zeker nu blijkt dat rond passend onderwijs het tij begint te keren en er ook steeds meer mensen hardop beginnen te zeggen dat het huidige systeem zodanig niet deugt dat je er ook best kunt reorganiseren zonder dat kinderen daar last van krijgen.

Ton Elias”

Lees meer

Geachte mevrouw Den Dekker, mevrouw Otten-Pablos, mevrouw Wijnbergen,

Dat u als ouders bezorgd bent over uw kinderen, begrijp en accepteer ik. Over ADHD, en dan bedoel ik de werkelijke ziekte, want dat is het, zult u mij er niet op kunnen betrappen ooit iets neerbuigends gezegd te hebben. Ik heb in de Tweede Kamer met grote interesse een rondetafelgesprek met vermaarde experts en wetenschappers over ADHD voorgezeten (op 21 april 2011) en met Jacob Klompstra frequent contact gehad over diens boek “Wat is die jongen druk”.

Wel heb ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel passend onderwijs vorige week dinsdag een mail van een forensisch psycholoog aan mij geciteerd en gezegd dat de boodschap van genoemde psycholoog beslist iets is om eens goed en serieus over na te denken. Ik citeerde hem aldus: “In mijn werk als forensisch psycholoog kom ik vaak ouders tegen die hun kinderen van een etiket hebben voorzien. Nu zijn vooral ADHD, ODD, PDD NOS erg populair. Er is soms sprake van misbruik van medische en psychologische diagnoses. Het wordt vaak gebracht als: ‘Hij heeft ADHD dus hij kan er niets aan doen dat hij druk en brutaal is’. De diagnose als excuus voor onaangepast en ongewenst gedrag. In plaats van kinderen te begrenzen (straffen indien nodig) en aan te spreken op gedrag, wordt er een diagnose gepresenteerd. Vaak is ongewenst gedrag echter het gevolg van een gebrek aan opvoeding. Geef de ouders een boete in plaats van kinderen een diagnose.” Vervolgens zei ik letterlijk: “Die boete – daar ben ik het niet mee eens, maar de rest is toch beslist iets om eens goed en serieus over na te denken.”

Niet meer en niet minder. Dat u dit kwalificeert als stemmingmakerij –zoals in uw mail aan mij d.d. 09-03-2012– en het buitendien doet voorkomen alsof dit citaat van mijzelf afkomstig is, vind ik zacht gezegd onjuist. In het parlement hebben wij de afgelopen twee weken uitgebreid gedebatteerd over het passend onderwijs en de kwaliteit van het speciaal onderwijs; verschillende partijen hun visies uitgewisseld en zo hoort het ook in een parlementair debat. Naar mijn mening gaat het wetsvoorstel passend onderwijs –dat gisteren in het parlement is aangenomen– iets veranderen aan onterechte medicalisering van kinderen en aan de inzet van specialistische hulp voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben. De mail die ik citeerde, gewaagde ervan dat er soms sprake is van misbruik. Wat is er tegen om dat aan de kaak te stellen? Het is onjuist om te doen alsof degene die dat punt agendeert, neerbuigend doet.

Zeker niet nu het palet van geluiden veelkleuriger wordt. Zo schreef Ruud van Ling, oud-leerkracht in het speciaal basisonderwijs in NRC-Handelsblad van gisteren: “In NRC Handelsblad van 5 maart zeggen Anoek Voermans en Tony Velding, ouders van een kind met het Downsyndroom, dat ze niet weten waar de school van hun kind de rugzakgelden aan heeft besteed. Welnu, het is ook voor veel leerkrachten in het speciaal basisonderwijs een raadsel waar de centen blijven. In ieder geval niet op onze salarisafrekeningen. Maar er worden steeds meer externen de school binnengehaald. Een logopediste, een fysiotherapeute, een diëtiste, een orthopedagoge. En dat vergadert en vergadert maar met de ambulante schoolleider, diens eveneens ambulante onderdirecteur, de secretaresse-voor-halve-dagen plus de onvermijdelijke interne begeleiders (IB’ers). Ik werkte op een school voor speciaal onderwijs, 125 leerlingen en 35 (!) man aan ondersteunend en lesgevend personeel. Van die 35 stonden er 9 (!) fulltime voor de klas, wat de rest deed is mij nooit duidelijk geworden. Een leerling van mij slingert erg bij het lopen. Eindeloze observaties, besprekingen, onderzoeken: niets te vinden. Ik denk dat hij zich aanstelt, maar mij wordt niets gevraagd. Tot ik het na een maand zat ben, de leerling in zijn kladden grijp en ’m toebijt of het nu eens uit is met dat vervloekte geslinger, hij lijkt wel een dronken aap! Nog dezelfde dag is het geslinger over en loopt het jochie gewoon. Waar dat geld nog meer naartoe ging? Computers. Het enige waar de jongetjes naar zochten, waren pornosites. Toen we die hadden verwijderd, had geen kind nog interesse in de computer.”

Ik zeg niet dat Van Ling van A tot Z gelijk heeft, maar ik vind het een opvallend geluid. Want hoe meer wij aan rimram slopen, des te meer geld blijft er beschikbaar voor kinderen die zorg werkelijk nodig hebben. Met de beste wil van de wereld kan ik niet inzien, wat er mis is aan dát standpunt, dat ik dan ook met verve namens de VVD-fractie heb uitgedragen en zal blijven uitdragen. Ik verwijs u daarvoor graag naar mijn website www.tonelias.vvd.nl, alwaar de  volledige spreekteksten voor de wetsbehandeling passend onderwijs zijn na te lezen.

In de hoop hiermee misverstanden aan uw zijde te hebben opgehelderd,

verblijf ik,

met vriendelijke groet,

Ton Elias, Kamerlid VVD Tweede Kamerfractie.

Van: [XXX] Verzonden: woensdag 14 maart 2012 23:31
Aan: [Alle Tweede Kamerleden] Onderwerp: Dringend verzoek! (nu met goede opmaak)
Urgentie: Hoog

Geachte leden van de Tweede Kamer,

Op woensdag 7 maart jl. hebben wij u een klacht gestuurd over de uitspraken die de heer Elias deed, over ouders en kinderen met een diagnose, tijdens het debat, over de wet

Passend Onderwijs, op dinsdag 6 maart jl. Helaas hebben wij op deze brief van slechts enkele Kamerleden een reactie mogen ontvangen.

Om deze reden stellen wij u de vragen uit onze vorige brief nogmaals. Zal de heer Elias door u op zijn uitspraken richting ouders en kinderen met een diagnose worden aangesproken?

Neemt u de reacties van ouders serieus? En kunnen we van u verwachten dat u dezelfde stelligheid inneemt als ons en dat u uw uiterste best zult doen om de heer Elias publiekelijk zijn excuses te laten maken richting ouders en kinderen met een diagnose?

Gelet op de recente ontwikkelingen zijn hier enkele vragen bij gekomen. Mevrouw Bouwmeester heeft namelijk op zaterdag 10 maart jl. in het programma Nieuwsuur haar rol als politica op een verkeerde manier gebruikt door feitelijk onjuiste informatie te geven over het gebruik van Ritalin bij kinderen.

Medicatie voor kinderen wordt in 70% van de gevallen niet standaard getest. Hierbij valt te denken aan medicatie tegen astma, medicatie tegen allergieën, antibiotica en medicatie ter behandeling van ogen en oren. Wij vinden dat mevrouw Bouwmeester een fout heeft gemaakt door alleen het middel Ritalin (wat overigens een merknaam is) op deze manier ter sprake te stellen. Want waarom worden alle overige medicijnen die niet vooraf worden getest en door kinderen worden gebruikt niet door mevrouw Bouwmeester genoemd?

De vermeende medicalisering van kinderen begint onderhand werkelijk op een ADHD hetze te lijken. Door als politicus op de stoel van een arts te gaan zitten worden ouders en kinderen met diagnoses ernstig tekort gedaan. Door mensen feitelijk onjuist en onvolledig te informeren ontstaat er een, onnodige, verkeerde van voorstelling van zaken en een reëel risico dat mensen van behandeling af zullen gaan zien, met alle mogelijke gevolgen van dien.

Ouders en kinderen met een diagnose voelen zich in de steek gelaten door de politiek, omdat ze dagelijks moeten horen dat de aandoeningen van hun kinderen niet bestaan. We willen daarom dat u niet alleen stellig afstand neemt van de uitspraken van de heer Elias, maar ook van de uitspraken van mevrouw Bouwmeester. Daarbij willen wij ook van mevrouw Bouwmeester een publiekelijk excuus horen richting ouders en kinderen met een diagnose.

Met vriendelijke groet,

Esther den Dekker

Suzan Otten-Pablos

Anne-Miek Wijnbergen

Lees meer

Spreektekst Ton Elias voor het AO Voortgezet onderwijs d.d. 15-03-2012

NB Louter het gsproken woord geldt

In dit verzamel-AO wordt een baaierd aan stukken behandeld. Ik wil daaruit enkele thema’s aan bod laten komen waarover mijn fractie vooral vragen aan de Minister wil stellen; het bestuursakkoord,  de financiën in het voortgezet onderwijs, de doorstroom van vmbo naar havo en de profielen in het voortgezet onderwijs alsmede de vakken Algemene Natuurwetenschappen en Culturele en Kunstzinnige Vorming.

De Minister en Staatssecretaris van OCW en de VO-Raad tekenden in december 2011 een ‘Bestuursakkoord voortgezet onderwijs’, dat voorziet in specifieke prestatieafspraken aan de hand van door de VVD vorig jaar warm omarmde actieplannen ‘Beter presteren’ en ‘Leraar 2020 – een krachtig beroep’ van het Kabinet. In het akkoord is afgesproken dat de bezuinigingen in het voortgezet onderwijs uit het regeerakkoord (€ 137 miljoen structureel vanaf 2015) in ‘één beweging’ (dus niet per deelonderwerp) worden ingevuld. Voorts worden er vanaf 2012 extra middelen ter beschikking gesteld voor de realisering van doelen uit dat bestuursakkoord oplopend tot € 133 miljoen in 2015. De facto betekent dit dus, vraag ik aan de Minister, dat per saldo er dus € 4 miljoen bezuinigd wordt? Betekent dit ook dat als het aantal profielen niet verminderd zou worden, zoals de Minister voorstelt –ik kom er zo op-, de bezuiniging wel wordt doorgevoerd? Graag verduidelijking.

Uit de vijfjaarlijkse evaluatie van de lumpsumbekostiging in het voortgezet onderwijs door het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO) blijkt het volgende (ik citeer): “Gemiddeld is bij ruim de helft van de schoolbesturen sprake van een doelmatige inzet van middelen. Bij deze schoolbesturen is sprake van een voldoende tot goede kwaliteit van de materiële taken, terwijl zij even veel of iets minder uitgeven dan de materiële vergoeding. Bij één op de vijf schoolbesturen is sprake van tekorten. Deze besturen zorgen wel voor een voldoende tot goede kwaliteit van de materiële taken maar geven daar veel meer geld aan uit dan zij ontvangen. Bij een kwart van de schoolbesturen is sprake van een ondoelmatige inzet van middelen. Deze besturen leveren matig tot slechte prestaties op het materiële vlak, terwijl zij veel te weinig of juist extreem veel geld besteden aan deze taken.”

Eind citaat. Ik weet niet hoe het de collega’s vergaat, maar als ikzoiets lees rijzen me de haren ten berge! En ik snap er helemaal niks van wanneer ik dan vervolgens in de brief van de minister over dit onderwerp van 22 december lees, ik citeer wederom letterlijk: “De evaluatie laat zien dat op het materiële vlak er in de onderzochte periode weinig problemen zijn voor het merendeel van de schoolbesturen.”

Hier klopt iets niet. Of het Instituut voor de Overheidsuitgaven schrijft dingen op die niet kloppen óf de minister wil het probleem wegpoetsen. Graag een glasheldere reactie.

Als het IOO gelijk heeft, lopen er dus nog steeds teveel incompetente schoolbestuurders rond, hoe boos ze ook worden wanneer je dat hardop zegt op grond van een vijfjarige (vijf jaar!) en serieuze evaluatie. Ik houd dus staande dat daar dringend verbetering in moet komen, want er wordt geld verprutst dat voor kinderen in de klas bedoeld is. En dat gebeurt, omdat er een toedekmentaliteit en een mantel-der-liefde-cultuur in het gesloten onderwijswereldje bestaat wanneer iemand slecht functioneert. En dat moeten we willen doorbréken met z’n allen, de minister net zo goed als ik. Als die cijfers dus kloppen, kondig ik nu al aan een VAO aan te vragen om over deze kwestie een motie in te kunnen dienen.

Op 22 december 2011 informeerde de Minister de Kamer over de financiën in het voortgezet onderwijs aan de hand van de jaarrekeningen over 2010. Daaruit bleek dat onderwijsinstellingen meer geld hebben uitgegeven aan onderwijs vergeleken met eerdere jaren en dat hun lasten gemiddeld de baten te boven gaan [In 2010 heeft de gehele voortgezet onderwijssector een negatief saldo € 73 miljoen, oftewel 1% van het totale baten] De bijdrage van het Rijk in de totale baten van het voortgezet onderwijs is gelijk gebleven met 91,8%, maar absoluut gestegen met € 197 miljoen; de personeelslasten zijn tussen 2009 en 2010 gestegen met € 211 miljoen. Van de Minister wil ik weten of, net zoals in het primair onderwijs, ook hier geldt dat er simpelweg te veel mensen zijn aangenomen? En als dat zo is, wil ik haar daar indringend haar oordeel over vragen.

Tussen 2006-2010 is de algehele liquiditeit van het voortgezet onderwijs afgenomen. Op dit moment wordt onderzoek verricht door de Onderwijsinspectie naar 400 instellingen in het primair- en voortgezet onderwijs met relatief veel kapitaal. Medio 2012 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dat onderzoek. De VO-Raad spreekt van een zorgwekkend beeld met het oog op de toekomst. Ook ik verneem graag de visie van de Minister op de financiële situatie en zeker ook op het artikel ‘opgepotte miljoenen’ uit de Elsevier d.d. 10-03-2012 waaruit blijkt dat de 299 schoolbesturen een gezamenlijk buffer hebben die € 192 miljoen groter zou zijn dan nodig. Met dat bedrag kunnen geen structurele uitgaven worden gedekt (bijvoorbeeld personeel), maar het kan bijvoorbeeld wel ingezet worden voor onderhoud van schoolgebouwen. Mijn voorlopige werkhypothese luidt dat ook scholen in het voortgezet onderwijs er te vaak financieel een potje van maken. Dat laat zich slecht rijmen met de schaalvergroting die heeft plaatsgevonden en die, zolang er aan de achterkant maar sprake is van een stevige professionaliseringsslag, mijn instemming behoud (op voorwaarde dat er aan de voorkant scholen van behapbare omvang overblijven, met een normale naam op de gevel en een directeur met een gezicht).

Havo-scholen stellen soms aanvullende eisen aan vmbo-gediplomeerden wanneer zij willen doorstromen naar het havo. De VO-Raad heeft daarom een toelatingscode opgesteld, waarin afspraken worden gemaakt over de toelatingseisen die scholen kunnen stellen en hoe zij leerlingen daarover informeren. Zo mogen scholen bijvoorbeeld geen hoger gemiddeld cijfer dan een 6,8 voor het eindexamen vmbo eisen. De Minister wil dat alle scholen conform die code gaan handelen en heeft de onderwijsinspectie gevraagd onderzoek op naleving daarvan te doen in 2012. Dit Kabinet heeft zich tot doel gesteld de aansluiting tussen verschillende vormen van onderwijs te verbeteren en daarom wil de VVD dat de Minister op alle mogelijke manieren naleving van de code bevordert. Maar; het blijft een code. Betekent dat dat er geen formele sanctie is? Kan de Minister daarmee uit de voeten?

In het regeerakkoord is voorts afgesproken het aantal profielen in de bovenbouw havo en vwo te verminderen, opdat [en dáár gaat het om!] meer focus op de kernvakken Engels, Nederlands en wiskunde gelegd kan worden en het onderwijs beter en efficiënter te organiseren valt. De Onderwijsraad in zijn advies ’Profielen in de bovenbouw havo-vwo’ (augustus 2011) en o.m. ook adviesbureau Ecorys onderschrijven de achterliggende gedachte, maar stellen dat daarvoor vermindering van het aantal profielen niet noodzakelijk is en zelfs kwalijk kan zijn voor doorstroom naar technische vervolgopleidingen. De Minister heeft een verkenning verricht naar andere manieren dan vermindering v/h aantal profielen om meer ruimte en richting te bieden in het bovenbouwprofiel door scholen. De Minister stelt voor het vak Algemene Natuurwetenschappen (ANW) niet langer verplicht te stellen in het vwo-curriculum. Voorts stelt zij de scholen meer ruimte te geven voor de invulling van het huidige vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV). De Ministerraad heeft hiertoe op 2 maart jl besloten. De Minister zal voor het zomerreces van 2013 een wetsvoorstel aan de Kamer sturen.

Ondanks dat het aantal profielen niet verminderd wordt, wordt de bezuiniging volgens de Minister echter wel doorgevoerd (via bovengenoemde ‘beweging’). Ik vroeg zojuist reeds om een bevestiging dat dit ook daadwerkelijk zo is. Voorts wordt met het alternatieve voorstel van de Minister tegemoetgekomen aan meer ruimte voor de kernvakken en meer ruimte voor het inrichten van het onderwijs. Ik neig ernaar de lijn van de Minister te ondersteunen, ondanks dat hiermee het regeerakkoord niet op de letter wordt nageleefd, zolang de achterliggende gedachte achter de vermindering maar wordt waargemaakt. Wel heb ik, tot slot voorzitter, de volgende vragen over de vakken Algemene Natuurwetenschappen (ANW) en Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV):

  1. De Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON) stelt in een brief d.d. 14-03-2012 dat de Minister Algemene Natuurwetenschappen door het in het vrije deel van het Vwo-curriculum te plaatsen de facto afschaft. Afschaffing lijkt mijn fractie zeer onverstandig, aangezien we dringend zitten te springen om meer bèta’s Graag reactie Minister.
  2. NVON stelt voor de studielasturen voor het ANW in de natuurprofielen (natuur&techniek, natuur&gezondheid) te verdelen over scheikunde, natuurkunde en biologie en ANW onderdeel te laten blijven van de maatschappij profielen. Hoe ziet de Minister dit?
  3. Ik wil nadrukkelijk weten hoe volgens de Minister vorm zal worden gegeven aan het vak CKV, als we de scholen volledige beslissingsvrijheid geven om zelf de inhoud te bepalen; geven de kerndoelen voldoende richting? Dit kan ten kost gaan van cultuureducatie terwijl dat nu juist voor de VVD op het vlak van cultuur -naast zorg voor cultureel erfgoed en monumentenzorg- van groot belang wordt geacht.
  4. Kunnen we bij profielkeuze op een manier duidelijker maken welke vervolgopleidingen aansluiten bij een bepaald profiel en het arbeidsmarktperspectief ?
Lees meer

Spreektekst Ton Elias plenair debat wetsvoorstel kwaliteit speciaal onderwijs d.d. 14-03-2012

NB Louter het gesproken wood geldt

Mevrouw de voorzitter, ook vandaag weer behandelen wij een belangrijk onderwerp, de kwaliteit van ons speciaal onderwijs. Op de kern is veel van wat er over dit onderwerp te zeggen valt vorige week al naar voren gebracht.

De zorgleerling maakt veel emoties los, dat hebben we vorige week gezien. Maar we moeten de discussie verder trekken dan één over geld. De leerlingen in het passend onderwijs krijgen te vaak slecht onderwijs. In het verbeteren van de kwaliteit van het speciaal onderwijs ligt de echte sleutel naar hetgeen denk ik alle partijen in deze Kamer willen: alle kansen benutten die deze kinderen hebben op een zo normaal mogelijke toekomst.

In mei 2010 constateerde de Onderwijsinspectie dat verbeteringen in de kwaliteit van het speciaal onderwijs (“so”: basisscholen) en voortgezet speciaal onderwijs (“vso”) zichtbaar zijn, maar dat het verbeterproces erg traag verloopt. Het aantal zwakke scholen voor speciaal onderwijs is te groot: op 1 januari 2010 was bijna 30% van de scholen zwak (28%) of zeer zwak (bijna 2%). De Onderwijsinspectie constateert dat genoemde scholen onvoldoende gericht zijn op het behalen van optimale onderwijsresultaten, onvoldoende planmatig werken en onvoldoende zicht hebben op de door hen geboekte resultaten. Dat is nogal wat. Ongetwijfeld wordt op een positieve manier gewerkt aan verbeteringen en zullen ook de vliegende brigades die scholen bijstaan hier nuttig werk verrichten.

Mijn fractie is van mening dat er werkelijk teveel kinderen uit het speciaal onderwijs naar de Wajong gaan – en nee, ik hoop daarmee een interruptie voor te zijn, ik zeg dat niet uit budgettaire overwegingen, maar om principiële redenen: ook kinderen die speciaal onderwijs gevolgd hebben, hebben recht op een zo zinvol mogelijke toekomst.

Het door mijn fractie onderstreepte doel van de beoogde kwaliteitsverbetering van het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is nu juist het vergroten van de kansen van leerlingen met een beperking op een volwaardige participatie in de maatschappij; het voorkomen van een onnodig beroep op een uitkering is voor ons nuttige bijvangst, niet het doel.

Vorig jaar juni was ik bij de Tyltylschool Rotterdam waar bleek dat voor sommige kinderen, in tegenstelling tot anderen, monotoon werk –het voorbeeld dat genoemd werd was papier versnipperen- zeer geschikt is en dat zij hier ook plezier aan beleven. Het uitgangspunt is volgens de VVD dan ook –meerdere fracties benadrukten dat vorige week mét ons- dat we moeten kijken naar wat kinderen wél en niet louter naar wat ze niet kunnen. We moeten niet vooral het probleem willen zien, maar ook de kansen van kinderen.

Het is vanuit die filosofie dat mijn fractie vindt dat we veel meer kinderen moeten begeleiden naar werk en, als het even kan, naar vervolgopleidingen. We moeten een maximale poging doen om ervoor te zorgen dat minder kinderen rond hun 18e of 19euit het speciaal onderwijs komen en linea recta in de Wajong terecht komen. Het UWV heeft vastgesteld dat een substantieel deel van de instroom in de Wajong afkomstig is uit het voortgezet speciaal onderwijs. 27% van de Wajongers met een opleiding in het (voortgezet) speciaal onderwijs kan worden begeleid naar een arbeidsplek bij een reguliere werkgever en nog eens 29% naar een andere vorm van participatie, aldus het UWV. Daarvoor is het noodzakelijk dat vooral de afstand van school tot werk en werkgevers kleiner wordt. Investering in de kwaliteit van het onderwijs leidt er volgens de Minister toe dat meer leerlingen direct naar een vorm van participatie worden geleid, zo mogelijk zonder uitkering.

Is door de Minister overwogen om veel scherper als opdracht aan het speciaal onderwijs mee te geven dat het zich zoveel mogelijk dient te richten op het voorbereiden van kinderen op werk dan wel een vervolgopleiding en om dan ook vervolgens scherp in de gaten te houden of deze beweging ook op gang komt? Zou het formuleren van kwantitatieve doelstellingen – evt geënt op de genoemde cijfers van het UWV- en het zetten van een monitor op de uitkomsten niet tot veel betere resultaten kunnen leiden dan een deel van de voorstellen uit de maakbare samenlevingsfabriek, die de minister nu aanreikt? Of zou het niet tenminste én-én moeten zijn? Naar de overtuiging van mijn fractie schuilt in de door de Minister aangekondigde maatregelen het gevaar van bureaucratie. Moet de focus niet op de resultaten in termen van ‘aan betaald werk geholpen’ liggen i.p.v. het optuigen van het speciaal onderwijs met regels? Moet niet ook hier onze bureaucratiewaakhond, die we vorige week in het leven geroepen hebben, een zeer stevig oogje in het zeil gaan houden?

Om een kwaliteitsverbetering te bereiken doet de Minister van Onderwijs tal van voorstellen;

1. Het bestendigen van het ontwikkelingsperspectief;

2. Het invoeren van een verplichte voortgangsregistratie voor elke leerling met het doel het beste uit alle leerlingen halen door hogere leerresultaten te bevorderen (ook wel opbrengstgericht werken genoemd); dat kan alleen in samenhang met het genoemde ontwikkelingsperspectief.

3. Het invoeren van drie zogenoemde uitstroomprofielen; a) het uitstroomprofiel vervolgonderwijs, b) het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel en c) het uitstroomprofiel dagbesteding; er komen kerndoelen voor, die in Algemene Maatregelen van Bestuur worden vastgelegd.

4. Het uitreiken van een regulier diploma bij succesvol afronden examens, getuigschrift (bewijs afronding opleiding, zonder examens behaald te hebben) of overgangsdocument (bevat informatie over kennis en kunde van de leerling). Daarbij heeft het getuigschrift niet het civiel effect van een regulier diploma, maar wordt het van psychologisch belang geacht voor het gevoel van eigenwaarde van de leerlingen;

5. Het aanstellen van gekwalificeerde vakmensen als zij-instromer voor bepaalde beroepsgerichte vakken;

6. Verplichte stages in het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht; en tenslotte de

7. Mogelijkheid tot nazorg door de school aan de leerling na het verlaten van de school.

Als ik zo dat lijstje langsloop, dan vraag ik mij toch serieus af of we daadwerkelijk aan de juiste knoppen draaien om de kwaliteit in het speciaal onderwijs op orde te brengen. Zijn dit nu werkelijk de maatregelen die zorgen voor meer kinderen aan een baan? Zoals zo vaak strijd ik hier zij aan zij met de SP tegen rimram en bureaucratie. Graag een reactie van de minister.

Het profiel dagbesteding hoort uitsluitend bestemd te zijn voor leerlingen van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij niet in staat zijn een diploma te behalen of een duurzame plaats op de arbeidsmarkt te verkrijgen. Het bevoegd gezag van de school bepaalt in overleg met ouders en leerling –indien meerderjarig- het juiste uitstroomprofiel school, werk of dagbesteding. Hoe houdt de Minister toezicht op de besluiten van het bevoegd gezag? Toets zij die besluiten en zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet? En verbindt zij daar eventueel kwantitatieve prestaties aan? Over hoeveel jaar begeleidt het voortgezet speciaal onderwijs wat de Minister betreft daadwerkelijk naar een baan en niet langer naar de Wajong? De Inspectie houdt toezicht op de succesvolle uitstroom uit profielen; hoeveel leerlingen starten in het op werk gerichte uitstroomprofiel en hoeveel verlaten die succesvol? Welke mogelijkheden bestaan er om te interveniëren als de Inspectie constateert dat té veel leerlingen niet succesvol het voor hen meest geschikte profiel afronden?

Het bevoegd gezag heeft tot wettelijke taak om onderwijs te verzorgen dat aansluit bij de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling, waarbij aangegeven wordt dat de leerling het hoogst haalbare onderwijsniveau en uitstroomperspectief moet volgen; maar het gaat me hier natuurlijk niet alleen wat in de wet staat, maar wat er vervolgens feitelijk gebeurt. En dan zien we dat er veel te weinig kinderen in een baantje terecht komen. Nogmaals: op dit kernpunt graag de reactie van de minister.

De VVD heeft ook vorige week aangegeven dat het eindoordeel bij de professional hoort te liggen. Er ligt wel een amendement, horende bij het  wetsvoorstel passend onderwijs om te zorgen dat ouders die werkelijk niet kunnen leven met het gekozen oordeel, de mogelijkheid hebben hun geschil voor te leggen aan een commissie. Hoe ziet de Minister geschillen over het uitstroomprofiel? Is de positie van ouders voldoende geborgd zonder afbreuk aan de professionaliteit van de school te doen?

Mdv, van de Minister wil mijn fractie weten waarom zij in de tal van aangekondigde maatregelen de leraar onvoldoende noemt. De kwaliteit van het onderwijs valt of staat met de kwaliteit van leraren en schoolleiders, zeggen we hier terecht regelmatig met z’n allen in koor. Waarom worden er dan geen extra eisen gesteld aan leraren werkzaam in speciaal onderwijs en het speciaal voortgezet onderwijs? Zou het niet verstandig zijn om een extra eis op te nemen in het lerarenregister voor leraren in het speciale onderwijs? Hoe zit het met de aandacht voor speciale technieken die je als onderwijsgevende in het speciaal onderwijs nodig hebt op de pedagogische academies voor het basisonderwijs, de PABO’s? Ik sprak gisterenavond nog zo’n PABO-student, ik hoop dat hij het debat nu volgt, dat hij nul extra aandacht in z’n opleiding kreeg voor het speciaal onderwijs, gewoon niks. Hij zei, ik citeer: ‘ik mag het in de praktijk gaan leren, oefenen op kinderen dus’. vandaar mijn vraag: hoe en wanneer gaan we dat veranderen? Want als we dat nalaten, hoeven we hier ook nooit meer te beweren dat de leraar de spil in de klas is immers …

En hoe staat het met de schoolleiders; stimuleren zij wel voldoende dat er opbrengstgericht gewerkt wordt in het speciale onderwijs? Wat is hun rol geweest in het feit dat nu bijna een derde van de scholen voor speciaal onderwijs kwalitatief zwak onderwijs levert? Graag informatie en graag een reactie.

Nog enkele losse punten tot slot:

1. Tot twee jaar nadat de leerling de school heeft verlaten, kunnen de ouders beroep doen op nazorg door de school, in de vorm van advisering om de overgang naar vervolgonderwijs, werk of dagbesteding te ondersteunen. De verwachting van de Minister is dat dit incidenteel zal gebeuren. Op mijn vraag in de schriftelijke voorbereiding wat dit betekent voor de personele last van een school zegt de Minister geen algemene uitspraak te kunnen doen. Kortom, eventuele personele consequenties zijn niet duidelijk. De VVD wil hier echter meer duidelijkheid over. Want als we iets opnemen in de wet, moeten we dat ook kunnen waarmaken. Want als we iets niet kunnen waarmaken, en we schrijven het wel in de wet, schrijven we met onze pen in de lucht en stappen we in de valkuil van de goede bedoelingen die niet worden waargemaakt en creëren we ergernis over en ongeloof in de politiek.

2. Een soortgelijk bezwaar heb ik op een ander punt. De Onderwijsraad heeft in een advies over dit wetsvoorstel gestipuleerd dat zelfredzaamheid (zelfverantwoordelijkheid, zelfbeschikking) altijd het streefdoel is van  onderwijs. Dit zou het kernconcept, het uitgangspunt van nieuwe wetgeving moeten zijn. De VVD is van mening dat het doel van het speciaal (voortgezet) onderwijs moet zijn: het begeleiden van leerlingen op een zo veel mogelijk zelfstandige deelname aan de maatschappij. Zoals ik vorige week al zei, er is straks, als de kinderen groot zijn – geen speciale wereld waarin deze kinderen van het speciale wereld leven, maar alleen de ‘gewone’, van zichzelf al complexe maatschappij. De Minister wil evenwel het begrip ‘zelfredzaamheid’ eerst uitwerken in de omschrijving van de kerndoelen; die zijn pas bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (1 augustus 2013) beschikbaar en worden per AMvB uitgewerkt. Maar vanwege het belang van genoemde AMvB wil de VVD weten welke richting deze krijgt en weten hoe de Minister op hoofdlijnen invulling wil geven aan dat begrip zelfredzaamheid. Voorts wil ik graag weten hoe de afgelopen jaren dan invulling gegeven is aan dat begrip ‘zelfredzaamheid’ – zoiets komt toch niet uit de lucht vallen? Graag een reactie.

3, tenslotte, het bevoegd gezag van de school besluit op basis van professionaliteit over het ontwikkelingsperspectief. Ouders en de leerling, indien meerderjarig, worden betrokken bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief, maar het bevoegd gezag heeft het laatste woord over het uitstroomprofiel. Wanneer de ouders het hier niet mee eens zijn kunnen zij naar een klachtencommissie stappen of, nog even afhankelijk van een nog onder constructie zijnd amendement op het wetsvoorstel passend onderwijs morgen wordt aangenomen, naar een geschillencommissie. De VVD wacht af hoe deze geschillenregeling in het passend onderwijs vorm krijgt en hoopt dat de minister er al in haar eerste termijn iets inhoudelijks over kan aangeven.

Mevrouw de voorzitter, dat er iets moet gebeuren om de kwaliteit in het speciaal onderwijs te verhogen is evident. Ik wacht de antwoorden van de minister op een aantal indringende vragen die ik namens mijn fractie gesteld heb, af.

Lees meer

Een voorbeeld van de positieve berichten van ouders over de plannen passend onderwijs (op verzoek van mailer geanonimiseerd):

Van: [xxx]
Verzonden: donderdag 8 maart 2012 16:46
Aan: Secretariaat.Elias
Onderwerp: debat onderwijs bezuinigen

Beste heer Elias,

Het doet mij veel genoegen dat  u in het debat gewoon nu eens duidelijk zegt waar het om draait. Ook in de gewone wereld kun je niet als apart behandeld worden, eindelijk iemand die zegt hoe het is !!
Wat een genot om eens iemand aan te horen die zegt wat wij al jaren denken en zeggen tegen elkaar.

Het etiketteren van kinderen is uit de hand gelopen en geen kind mag meer zijn wie hij of zij is ! Het lijkt ook wel of wij als ouders ons  niet meer 100 % in willen zetten, en de school moet alles maar recht breien. Ook de overheid moet overal maar een oplossing voor verzinnen en de Nederlandse bevolking te “pamperen”.

Gelukkig heeft 1 van onze kinderen een super school getroffen die onze jongste gewoon accepteert en op een andere manier dan Ritalin pillen, stimuleert om zijn werk geconcentreerd te doen.

Wij wensen u veel wijsheid, geduld en volharding in deze “strijd”.

Met vriendelijke groet

[XXX]
Lees meer

Spreektekst Ton Elias plenaire behandeling passend onderwijs, tweede termijn, d.d. 08-03-2012 (NB Louter het gesproken woord geldt)

 

Voorzitter,

Ik wil, en mijn fractie wil, dat kinderen die zorg nodig hebben, die zorg krijgen. Maar er is – straks, als de kinderen groot zijn – geen aparte wereld waarin deze kinderen leven, ook in de maatschappij zijn er allerlei verschillen tussen mensen. Juist in het onderwijs moeten docenten zich aanpassen aan verschillen in de klas, en ouders en school niet uitgaan van het probleem waarmee het kind bestempeld wordt, maar uitgaan van wat het kind kán. In de eerste termijn zei de heer Van der Ham nog dat ondermeer de schaamte om aan te geven dat een kind “iets” heeft bij ouders is afgenomen en dat dat een goede ontwikkeling is. Dat 1 op 5 kinderen wat heeft is niet op zich verkeerd, soms ligt daar een heldere diagnose aan ten grondslag. Graag neem ik een eventueel misverstand weg, namelijk dat die –vaak lichte- stoornis sneller en dus vaker wordt vastgesteld, wil nog niet zeggen dat het kind daarmee per definitie “een probleem” geworden is. En dat wordt er op dit moment te vaak wel van gemaakt. Ik belde gisteren een leraar Aardrijkskunde naar aanleiding van een van de vele steunmails (ik krijg véél boze mails, maar toch ook opmerkelijk veel zeer sterk ondersteunende, het is waar dat er een zeker zwart-wit-denken in de inhoudelijke discussie is ontstaan; ik laat beleefdheidshalve even in het midden wie daarmee begonnen is, maar dit als kleine terzijde …), hoe dan ook: die leraar Aardrijkskunde vertelde me dat hij vijf kinderen met een lichte stoornis in de klas had, het verhaal vertoonde sterke overeenkomsten met wat een andere leraar gisteren in het Algemeen Dagblad vertelde, en die vertelde me dat het gewoon goed liep in z’n klas en dat hij extra hulp best handig zou vinden, maar het belang van het kind om in een ‘gewone’ klas te blijven, belangrijker achtte.

Mevrouw de voorzitter, en dáárom ben ik er oprecht van overtuigd dat we, als we over een jaar of drie terugkijken op deze herziening van Passend Onderwijs, dat we dan zullen zeggen: we hebben er goed aan gedaan het zo te veranderen als we nu op het punt staan te gaan doen. Daarom zeg ik ook volmondig ja op de vraag van de geachte afgevaardigde Van der Ham of ik me nog wel in het onderwijs durf te vertonen. Ja dat doe ik, omdat we vandaag iop het punt staan een goede beslissing te nemen. En ik zeg het de heer Dijkgraaf van de SGP na wie nee zegt tegen deze wet, zegt ja tegen het oude stelsel, dus inclusief de perfide uitwassen en de perverse prikkels die daar in zitten. Ik accepteer kritiek op onze VVD-standpunten, maar ik accepteer het niet wanneer de oprechtheid van dat standpunt en die overtuiging in twijfel wordt gesteld.

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat kinderen minder als hulpbehoevend of als probleem bestempeld worden. Zodat kinderen die in het regulier onderwijs kunnen, niet in het speciaal onderwijs zitten en dat kinderen die in het speciaal onderwijs thuis horen, niet in het reguliere onderwijs zitten. Ik heb dan ook met genoegen de krachtige inhoudelijke verdediging ervan door mevrouw Ferrier en de heren Beertema en Dijkgraaf aangehoord en ik ben het, niet verrassend voor wie mijn bijdrage in 1e termijn gevolgd heeft, met hen eens.

Ik herhaal de kaarsrechte lijn van de VVD, waar de heer Van Dijk, ook dat herhaal ik, mij en onze liberale politieke groepering aan mag blijven herinneren: de leerling die werkelijk zorg nodig heeft, moet die zorg ook krijgen. Daarom ook steunt mijn fractie het amendement inzake bekostiging van epilepsiescholen en heb ik het mee ondertekend.

Het tij begint te keren. Het beeld wordt gemengder en genuanceerder. Voorstanders van ingrijpen in de huidige uit de hand gelopen situatie bij passend onderwijs beginnen zich uit te spreken. Niet alleen in mijn mailbox, maar ook in kranten. Ik citeer een ingezonden brief in het Algemeen Dagblad van vanmorgen: “Toen onze zoon in groep 8 zat, werd gemeld dat hij naar een vmbo-school met specifieke zorg moest. Het leek ons overdreven voor een kind dat alleen moeite met taal heeft. De school had zonder toestemming een rapport laten maken door een psycholoog die onze zoon nooit gesproken heeft. Hierdoor kon ons kind niet gemakkelijk naar een school van eigen keuze. Dat heeft ons veel moeite gekost. Hij doet het nu goed op zijn school zonder specifieke zorg. Ik denk dat er inderdaad kan worden bezuinigd door alleen die kinderen passend onderwijs te geven die dit echt nodig hebben. M. Olsthoorn, Vlaardingen.”

MdV, mij zijn vragen gesteld over de visie van de VVD op het onderwijsbeleid. Wat de VVD wil is de kwaliteit verhogen. Onze gemiddelde leerlingen doen het internationaal gezien redelijk goed, maar de uitschieters naar boven presteren niet goed genoeg. De bepalende factor van invloed is de leraar, na het kind de belangrijkste persoon in het onderwijs. Er zijn heel veel goede leraren, dat heb ik in ieder debat met grote nadruk naar voren gebracht. Ze dragen bij aan het leerproces. Waar dat niet goed of onvoldoende gebeurt moet dat hardop kunnen worden gezegd, ondermeer n.a.v. bijvoorbeeld kritische signalen van de Onderwijsinspectie. De leraar moet goed zijn. De VVD zet in op goede leraren: door de PABO te versterken, door docenten in het reguliere onderwijs bij te scholen om beter om te kunnen gaan met verschillen in de klas, door (jonge?) gemotiveerde leraren ruimte te bieden op school, hen een perspectief op een goede loopbaan te geven, door schoolleiders te bewegen hun geld uit te geven aan het onderwijs in plaats van aan gebouwen, door schoolleiders te dwingen personeelsbeleid te voeren met functioneringsgesprekken. Daar zet de VVD zich voor in, zodat mensen graag weer in het onderwijs willen werken. Zodat de leraar gestimuleerd en gesteund wordt om goed les te geven.

En dáár, voorzitter, gaat het om. De les aan de leerling staat voorop, in het reguliere en in het speciaal onderwijs. En daarom ontstaat nu een systeem waarin deze scholen samenwerken. Binnen die samenwerking wordt – met gebudgetteerde middelen – gezorgd dat ieder kind een plek krijgt op school dat bij hem of haar past.

Ik ben blij met de duidelijke toezegging dat er een bureaucratiesheriff komt. Voor mijn fractie een belangrijke geruststelling. Dhr. Dijsselbloem vond het maar niks, de wereld op z’n onderwijspolitieke kop – mag ik hem vragen voor de stemming nog contact te zoeken met zijn PvdA-fractiegenoot Çelik, die hier van een warm voorstander is! En als de Minister het liever een bureaucratiewaakhond noemt, dan een bureaucratiesheriff – ik vind het prima, als die man of vrouw maar armslag krijgt en als wij hier in de Kamer maar de signalen kunnen doorkrijgen van onnodige bureaucratische rompslomp daar waar de vrijheid die de wet biedt wordt misbruikt.

Voorzitter, over bureaucratie sprekend; ik ben oprecht verheugd dat de geachte afgevaardigde Van Dijk van de SP mét ons strijdt voor zo scherp mogelijk renderende onderwijseuro’s en ik hoop hem dan ook bij het nog komende debat over het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld?’ aan mijn zijde te vinden! Uit het interruptiedebatje van hem met de Minister komt dat beter zal worden gelet op de vraag of geld dat voor kinderen die zorg behoeven niet in de algemene pot verdwijnt heeft de Minister naar mijn smaak op zich een bevredigend antwoord gegeven. Maar de reden waarom ik dit punt met enige nadruk toch nog even naar voren breng heeft te maken met een artikel in Elsevier dat vandaag verschenen is. Veel scholen (53%) hebben te veel eigen vermogen. Hun taak is om dat uit te geven aan onderwijs. In het artikel wordt het gevaar benadrukt: om binnen de normen van de reserves te blijven, bestaat het risico dat scholen het geld uitgeven aan niet-onderwijszaken. Dan houden ze in ieder geval geen reserve die te groot is. Hoe controleert de Inspectie op die prikkel?

De antwoorden van de Minister met betrekking tot de door mij ingediende amendementen geven mij geen aanleiding tot nadere vragen, behalve de opmerking van de heer Beertema n.a.v. mijn amendement inzake verevening.

Het is mijn bedoeling, en dat doet mijn amendement volgens mij ook, om het rigide karakter van de verevening, namelijk het nu in de wet te plaatsen, weg te nemen. De omvang van de te nemen stappen moeten op een later moment bepaald worden, dat kan volgens mij met 1 AMvB, maar dat vraag ik via deze weg nogmaals ter bevestiging aan de Minister.

Tot slot dien ik één motie in over onderwijs aan ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, conform mijn bijdrage in de eerste termijn van dit debat. Ik hecht er zeer aan dat die met zo groot mogelijke steun wordt aangenomen, vanuit mijn eveneens in eerste termijn verwoorde filosofie dat wij schaars met moties moeten omspringen omdat juist dan dat instrument z’n nuttige functie behoudt.

Motie

De Kamer,

Gehoord de beraadslagingen

Constaterende,

dat een kleine groep ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen onderwijs volgt in scholen of afdelingen voor meervoudig gehandicapten of op basis van verbrede toelating in scholen voor lichamelijk gehandicapten of zeer moeilijk lerende kinderen;

dat deze leerlingen om onderwijs te kunnen volgen voortdurend afhankelijk zijn van begeleiding die gefinancierd wordt op basis van de AWBZ, welke begeleiding de komende jaren voor een belangrijk deel zal worden gedecentraliseerd naar de gemeenten;

Overwegende,

dat geen twijfel bestaat over de noodzaak voor deze leerlingen in aanmerking te blijven komen voor de zwaarste vorm van extra ondersteuning binnen het kader van passend onderwijs;

dat scholen vanwege de ernst van de handicap geconfronteerd worden met een veelheid aan administratieve procedures;

dat stelselwijzigingen ten aanzien van passend onderwijs en de AWBZ beide betrekking hebben op de groep ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, waarbij nog veel onduidelijkheid bestaat over de praktische uitwerking van deze stelselwijzigingen voor deze groep;

Verzoekt de regering

ten eerste te bewerkstellingen dat de politieke leiding van de departementen van OCW en VWS gezamenlijk met de VNG nog in 2012 een duurzame oplossing uitwerken, die passend onderwijs en begeleiding op basis van de (gedecentraliseerde) AWBZ zo goed mogelijk op elkaar doen aansluiten.

ten tweede overleg met de sectororganisaties in het onderwijs nog in 2012 een procedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen in een voor hen passende school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen, ondermeer door een voorbeeldafspraak in het Referentiekader op te nemen.

En gaat over tot de orde van de dag.

Elias

Ferrier

Lees meer