Trouw, ‘Het parlement wordt steeds meer een duiventil’

Het parlement wordt steeds meer een duiventil

Trouw, 14 augustus 2012

 

Partijen zijn voortdurend op zoek naar nieuwe, jonge kandidaten voor op hun kieslijsten. Maar die verversing van parlementariërs gaat wel ten koste van het geheugen én het gezag van de Kamer. ‘Wat heeft de Kamer aan al dat ‘fris en fruitig’ volk?’

Toen de piepjonge ex-studentenleider Sharon Dijksma in het midden van de jaren negentig net in de Tweede Kamer zat en daar een keer hard werd aangevallen door politieke opponenten, mopperde haar ervaren PvdA-partijgenote Tineke Netelenbos: “Kunnen jullie wel tegen zo’n meisje?”

Ze was blijkbaar nog bijzonder. Onervaren Tweede Kamerleden van onder de dertig kwamen eind vorige eeuw wel voor, maar bleven toch uitzonderlijk. Inmiddels kent het parlement veel meer beginnelingen die het vak slecht onder de knie hebben.

Dijksma keert na de komende verkiezingen van september niet terug. Ze verlaat het Binnenhof dan als langst dienend Tweede Kamerlid van dit moment. Met 14,6 jaar parlementaire ervaring is zij nu de nestor. (Haar tussentijdse staatssecretariaat telt natuurlijk niet mee.) Ze is pas 41 jaar oud.

Harry van Bommel wordt na september de volgende nestor. De vijftigjarige SP’er zit sinds de verkiezingen van 1998 in het parlement, ietsje pietsje langer dan de 43-jarige Kees van der Staaij (SGP), de oudere Mariëtte Hamer (PvdA) en zestiger Jan de Wit (SP). De B van Van Bommel was bij de installatieplechtigheid in 1998 nu eenmaal eerst aan de beurt. “Ik ben dus een kwartier langer Kamerlid dan Van der Staaij”, grinnikt Van Bommel.

De titel nestor heeft formeel geen waarde. Maar de ‘slechts’ veertienjarige staat van dienst van het groepje oudst-gedienden straks in de nieuwe Tweede Kamer zegt veel. Ze vormen de top van een verzameling volksvertegenwoordigers met steeds minder dienstjaren. In de jaren zestig bleven de meeste Kamerleden meer dan acht jaar aan. In de huidige zittingsperiode staat de ervaring gemiddeld op zo’n vijf jaar. De peilingen voorspellen dat na 12 september een nieuwe Tweede Kamer aantreedt met slechts zo’n drie jaar en drie maanden parlementaire ervaring.

Dat is deels de schuld van de kiezers en deels van de politieke partijen. Nu een groot deel van het electoraat in de stemhokjes veel makkelijker dan vroeger van de ene partij naar de andere zweeft, is het logisch dat de Kamer meer wordt ververst dan twintig of veertig jaar geleden. Bovendien kent Nederland in de huidige roerige politieke situatie vaker verkiezingen dan de meeste andere Europese landen. Maar de politieke partijen deden er intussen de afgelopen jaren weinig aan om te voorkomen dat het parlement een duiventil wordt. De SP met z’n typische opbouw van door de wol geverfde partijtijgers is een uitzondering, de PVV met z’n nog beperkte historie is een verhaal apart. De meeste andere partijen hielden echter de afgelopen jaren een permanente race, op zoek naar steeds nieuwe, vaak jonge gezichten op de kandidatenlijsten.

Telkens veel nieuw bloed op de verkiezingslijsten. Het is een onzinnige zoektocht van partijen naar flitsende vernieuwing van Tweede Kamerfracties, meent staatsrechtgeleerde Joop van den Berg. “Het rare is dat het ons allemaal gepresenteerd wordt als kandidatenlijsten die ‘fris en fruitig’ nieuw volk aan het parlement moeten leveren. Maar waarom eigenlijk? Wat heeft de Kamer aan al dat ‘fris en fruitig’ volk, dat geen idee heeft van wat het parlementaire werk inhoudt?” Van den Berg bepleit geen Chinees politbureau aan het Binnenhof, met jongste leden van boven de zeventig. Maar een slagje rustiger met de doorstroming van de Tweede Kamer mag het wel worden, voor zover de partijen daar zelf de hand in hebben bij de rekrutering van kandidaten.

Ook oud-griffier van de Tweede Kamer Willem Hendrik de Beaufort toonde zich bezorgd over de afnemende ervaring in het parlement, toen hij uitrekende dat leden met een staat van dienst van vier jaar inmiddels tot de veteranen gaan horen. Meer ervaren leden vormen volgens hem ‘het vliegwiel’ om het parlementaire proces op snelheid te houden.

Het draait allemaal om het gezag van de Kamer, dat dreigt af te nemen. Een mix van nieuwe en oude leden is wel ideaal, maar ervaring in een fractie is ook belangrijk, zeggen Harry van Bommel en zijn collega Ton Elias van de VVD. Elias zit nu heel gemiddeld zo’n drieënhalf jaar in de Kamer, maar was eerder achttien jaar parlementair journalist. Beiden zeggen dat nieuwelingen zeker anderhalf jaar nodig hebben om hun weg te vinden. Elias: “Het is een moeilijker vak dan veel mensen denken. Ik heb een tijdje adviezen gegeven bij raden van bestuur van grote bedrijven. Ik verzeker je dat de politiek lastiger is dan de top van het bedrijfsleven. Politiek is schaken, risken en dammen tegelijk”.

Van Bommel: “Fracties en de Tweede Kamer als geheel hebben een geheugen nodig. Als de jongste bediende in een fractie telkens in de handelingen terug moet zoeken wat er tien jaar geleden ook al weer werd gezegd over Navo-interventies of bepaalde problemen in de zorg, dan schiet het niet op.” Een parlement zonder geheugen gaat zwalken, meent Van Bommel. “De kiezers hebben gezamenlijk wél een goed geheugen. Dus bij al te veel gezwalk vragen de kiezers zich af: waar zijn ze in Den Haag mee bezig?”

Steeds meer verversing. Het ligt ook aan de volksvertegenwoordigers zelf, dat ze het tegenwoordig niet meer zo lang in Den Haag uithouden als hun beroemde voorgangers uit de oude zuilen van de vorige eeuw. Die zongen het vaak twintig, dertig jaar uit. Die kregen wel eens een brief uit het land. Nu verwerken Kamerleden 150 mailtjes per dag en moeten zij zich staande houden tussen de flitsmeningen van de twitterkampioenen. Omdat volgende verkiezingen met weer nieuwe kandidatenlijsten permanent dreigen, moeten de nieuwelingen snel scoren.

Staatsrechtgeleerde Van den Berg: “Door die onzekerheid krijg je sprinters in het parlement. Waardoor vervolgens de slechte gewoonten van de Kamer weer toenemen: steeds meer vragen, steeds spoeddebatjes. Bovendien lijken veel Kamerleden sneller te slijten naarmate ze jonger aan het vak beginnen.”