Spreektekst Ton Elias bij Debat over de Mediabegroting voor 2016

MdV,

Parijs: doorgaan met ons leven, dus ook met de politiek. Hoe tegennatuurlijk dat ook aanvoelt.

Ik begin dan maar meteen met de wijze waarop letter en geest van de wijzigingen van de mediawet neerslaan in praktisch beleid vanaf 1 januari. De NPO heeft in het concessiebeleidsplan een wel heel voorzichtig aanzetje gedaan om die veranderingen vorm te geven. Nu de wetswijziging met een ruime meerderheid is aangenomen kunnen en moeten daar echt nog een aantal schepjes bovenop. De staatssecretaris schrijft in zijn mediabrief van 6 november j.l. en zijn brief aan de NPO over het Concessiebeleidsplan ook al dat hij voor het vaststellen van de prestatieovereenkomst nog zal overleggen met de NPO over deze punten. [2.2.1 Mediabegrotingsbrief]  Graag krijgt mijn fractie dan ook de toezegging dat in ieder geval inzake:

  1. uitgaventransparantie
  2. genrecoördinatoren (ik blijf hen nadrukkelijk ‘hoofdredacteuren’ noemen) en
  3. het meten van de bijdrage van programma’s aan de kerndoelen van de Publieke Omroep, dat op die punten de ambities van de omroepen gelijk worden getrokken met de wet en dat wij hier nog vóór 1 januari over worden geïnformeerd. [prestatie-overeenkomst]

Voorzitter, ons huidige mediabeleid leunt op drie pijlers om de omroep zowel efficiënter als toekomstbestendiger te maken: het aantal omroepen is teruggebracht van 21 naar 9 [6 en 3], er is ruim 20% op het budget gekort en met de wijziging van de mediawet wordt de taakopdracht van de NPO aangepast aan de moderne tijd. De VVD-fractie is zeer content met deze wijzigingen; decennia lang leek “Hilversum” een onneembare vesting en nu is het gelukt: niet de omroep maar het programma staat vanaf 1 januari centraal. Niet de Hilversumse zenderbaas, maar de Nederlandse kijker. Eindelijk.

Maar op een aantal gebieden is nog een wereld te winnen. De transparantie van de uitgaven van de omroepen bijvoorbeeld, die momenteel namelijk sterk lijkt op hetgeen men in het warmere deel van ons Koninkrijk onder uitgaventransparantie pleegt te verstaan.

Neem nou bijvoorbeeld de onnozele discussie over het Koningslied, waarbij de staatssecretaris slechts na veel duw- en trekwerk een globaal inzicht in de kosten heeft gekregen. Voor ons als fracties is dat kosteninzicht er überhaupt niet, maar ook de wettelijke controleur, het Commissariaat voor de Media, vindt het, en ik citeer: “lastig om de vooraf begrote posten te vergelijken met de uiteindelijke jaarcijfers” [samenvatting brief CvdM over meerjarenbegroting NPO d.d. 19-10-2015]  Oftewel: ze kunnen absoluut niet zien wat er van de begroting terecht is gekomen. Dat kan zo echt niet langer.

Schimmige financiële deals over voetbalrechten dienen echt tot het verleden te behoren: de bedragen moeten bekend en transparant zijn, zodat op de uitgave van dit belastinggeld – het gaat nog altijd om ruim 830 miljoen euro [opmerking 9 CvdM over meerjarenbegroting NPO d.d. 19-10-2015]  – adequate controle kan worden uitgeoefend.

[Bij de behandeling van de Mediawet is een motie aangenomen om te komen tot transparantie op genreniveau. Dat is een stap in de goede richting, hoewel wij liever op programmaniveau inzicht hadden gekregen.] Ik wil dat de staatssecretaris er zorg voor draagt dat in de begroting voor 2017 de begrote kosten eindelijk deugdelijk worden uitgesplitst en dat de door de Kamer geëiste transparantie op genreniveau een feit is. Graag een glasheldere toezegging op dit punt.  

Ik verwijs in dezen ook nog naar APO en het onderzoek De Hond van j.l. vrijdag!

De NPO heeft voor de jaren 2016 en 2018, dat kan het commissariaat voor de Media ons nog wél vertellen, een negatief exploitatiesaldo begroot van maar liefst 16 respectievelijk 25 miljoen euro. Ter verklaring wordt de hoge uitgaven aan zogenaamde superevenementen, het WK en het EK voetbal en de Olympische Spelen in die jaren gegeven. Nu gaan wij niet naar dat EK, dus wellicht blijft er daarom uitzendbudget over voor niet commerciële sporten, die ook graag hun tv-minuten krijgen?

Maar belangrijker nog: waarom wordt er met dergelijke enorme en onoverzichtelijke tekorten gewerkt? Je zou toch zeggen dat in oneven jaren een evenementenreserve wordt opgebouwd voor zulke uitgaven in de overige jaren. Maar nee, de NPO teert fors in op de Algemene Mediareserve en gelden die uit 2012 en 2013 afkomstig zijn [opmerking 10 CvdM over meerjarenbegroting NPO d.d. 19-10-2015]. Het lijkt erop dat op deze manieren de bezuinigingen van een zachte landing worden voorzien, ook de Raad voor Cultuur spreekt in haar advies verbazing uit over het feit dat de begroting, hoewel met 50 miljoen per jaar gekort, in 2020 niet lager is dan in 2016. [advies Raad voor Cultuur op Meerjarenbegroting NPO, p. 2] Hoe zit dit? Graag een reactie van de staatssecretaris. Ook reactie op het volgende graag, ik kijk dan naar tabel 4 van de Mediabrief van de staatssecretaris [paragraaf 1.4], ik lees daar in gewoon Nederlands: de Ster verdient meer, dat gaat in het reservepotje. Uit het reservepotje worden nare bezuinigingen betaald, bijvoorbeeld frictiekosten. Maar ook 16 miljoen uit 2015 voor toekomstige WK’s, EK’s en Olympische Spelen. Die bezuinigingen zijn dus geen bezuinigingen van de omroep, maar komen uit de meeropbrengsten van de STER. Extra geld wordt daar ook gevonden voor superevenementen in 2016. Vandaar nogmaals mijn vraag, waar zijn die bezuinigingen gebleven?

Ook is er, en wat mijn fractie betreft terecht, gekozen voor het compenseren van de btw voor de publieke omroep. Het gaat hier om een bedrag van maar liefst 86 miljoen euro [advies Raad voor Cultuur op Meerjarenbegroting NPO, p. 2], maar onduidelijk is of dit ook wordt doorgeleid naar de externe producenten, zoals was afgesproken, waarmee van een gelijk speelveld sprake blijft. Kan de staatssecretaris hier extra op toezien?

Dan wil ik een in mijn ogen belangrijk punt maken over de journalistieke kwaliteit en verantwoording. De NOS heeft als nieuwsorganisatie een ombudsman in dienst, die gevraagd en ongevraagd advies en commentaar levert op de journalistieke kwaliteit van programma’s, maar voor de NPO – en dus alle níet NOS-programma’s – zijn we afhankelijk van de blauwe ogen en intrinsieke goedheid van karakter van de redacteuren voor een deugdelijke journalistieke werkwijze. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat dit regelmatig wringt – en er is geen correctiemechanisme. Praktijkvoorbeelden te over, maar ik geef er de voorkeur aan nu juist niet in de casuïstiek te duiken.

Mijn punt is: er is op het gebied van kwaliteitsbewaking te veel sprake van willekeur en te weinig van kwaliteitsborging.

Daarom verzoekt de VVD-fractie de staatssecretaris dringend om met de NPO bindend overeen te komen, wellicht via de binnenkort te maken prestatieafspraken, dat op korte termijn een centrale ombudsfunctie voor de NPO wordt geborgd, zodat vanzelfsprekende journalistieke ankerpunten als hoor- en wederhoor, fatsoenlijk brongebruik, respect voor privacy en de code van Bordeaux te allen tijde kunnen worden getoetst. Ook vindt mijn fractie een heldere klachtenfunctie van belang, met een uitspraak van die ombudsman. Die uitspraken zullen vaak op de site van een TV-programma terecht komen.

Maar: in het uitzonderlijke geval van heftige schending van journalistieke basisregels, moet die ombudsman het recht hebben een korte rectificatie in het programma zelf dat grof over de schreef ging, af te dwingen.

Dat is een essentieel drukmiddel voor een journalistiek verantwoorde en zelfkritische werkwijze van de journalistieke programma’s die via de publieke omroep worden uitgezonden. Ik herhaal: dit zal bij wijze van uitzondering zijn, maar voor het principe bevind ik me in goed gezelschap, ik citeer: “De beste manier om te rectificeren is om in de uitzending aandacht te besteden aan foutieve berichtgeving”, zo meent bijvoorbeeld Hans Osinga, adjunct-secretaris van de Raad voor de Journalistiek.

Juist in een razendsnel veranderend medialandschap, waarin sites als paddenstoelen uit de grond schieten en het niet-beschermde beroep ‘journalist’ door iedereen kan worden uitgeoefend is het van groot belang dat bij de publieke omroep ook een ijkingsmechanisme aanwezig is van wat deugdelijke journalistiek en hoor- en wederhoor is. [Het hoeft niet zo ver te gaan als bij de Vlamingen, waar een heus recht op antwoord bestaat, tot in de programma’s toe, maar een stevige NPO-ombudsfunctie, die misstaat de publieke omroep niet.] Onderzoek naar zo’n NPO-ombudsfunctie staat overigens in het concessiebeleidsplan, maar er hoeft niks meer onderzocht te worden, die functie kan en moet wat ons betreft gewoon worden ingesteld. Interessant is overigens dat ook in het Rondetafelgesprek over een aangelegen onderwerp op 4 december 2014 van journalistieke zijde nadrukkelijk gewezen werd op het grote belang van de verregaande rechten die journalisten in het kader van de vrije meningsuiting hebben -en volkomen terecht naar het oordeel van de VVD-, maar dat daar ook journalistieke plichten uit voortkomen, die vooral te maken hebben met fatsoenlijk hoor- en wederhoor, niet bewust buiten de context-monteren (komt vaak voor) en verregaande journalistieke nonchalance inzake de privacy. In verband met de tijd kan ik hier verder slechts verwijzen naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Stoll tegen Zwitserland uit 2007, waarin werd bepaald dat er pas sprake kan zijn van journalistieke bronbescherming wanneer aan kwaliteitseisen wordt voldaan – het is een aangelegen discussie, maar het journalistiek-kwalitatieve aspect verdient ook in het kader dat ik vandaag schets bepaald aandacht. Graag een uitgebreide inhoudelijke reactie van de staatssecretaris op dit punt; ik overweeg een motie in te dienen in tweede termijn (en dat doe ik niet zo heel erg vaak zeg ik daar nadrukkelijk bij) om die NPO-ombudsfunctie ook simpelweg concreet geregeld te hebben per 1 september volgend jaar.

Afsluitend nog een paar losse punten:

-Allereerst, niet onbelangrijk, bij het overzicht van de niet nagekomen prestatieafspraken over 2014 zien we dat het bereik van de NPO-zenders onder jongeren (20 – 34 jaar), dat toe moet nemen, ondanks alle pogingen in die richting juist sterk afneemt. [naleving prestatieovereenkomst 2014 door CvdM, p. 2] Is de staatssecretaris het met de VVD eens dat het langzamerhand volstrekt niet meer realistisch is om jongeren in deze tijd met alle macht naar de ouderwetse lineaire tv te slepen? Waarom niet het uitgestelde kijken en kijken via de NPO-app ook meetellen voor het jongerenbereik en af van die fixatie op dat “toestelkijken”; nu zijn we echt een nieuw soort haver voor de paardentram aan het ontwikkelen. Wordt wakker, die fijne, mooie oude TV die wekelijks in de meubelwas gezet werd, die bestaat voor jongeren niet meer. De App van Sesamstraat is 700.000 keer gedownload, terwijl de kijkcijfers op 100.000 bleven steken, zo begreep ik. Het doel, jonge kijkers bij de NPO, moet voorop staan; niet het middel, het toestel. De vraag is eerder gesteld, ik vraag de staatssecretaris er nu echt werk van te maken – en ik kom daar ook regelmatig op terug. Want als Nederland 3 niet werkt, dan moeten we het natuurlijk opdoeken of voor de regionale TV bestemmen.

-Vorige week ontving de Kamer een brief over een aanscherping van de Nieuwe Dienstenprocedure voor NPO-activiteiten. Goed dat er beter wordt aangesloten bij wat onze buurlanden op dit vlak doen. Een heldere marktafbakeningstoets zou goed helpen bij het toetsen van nieuwe diensten aan de taakopdracht van de NPO.  Maar: ons viel op dat we hier pas per 2021(!) resultaat van kunnen verwachten, kan dat niet veel eerder? En kan in ieder geval vanaf 1 jan. aanstaande de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om een voorlopige toets worden gevraagd over nieuwe initiatieven van de NPO, althans wanneer de ACM klachten van marktpartijen over die nieuwe initiatieven ontvangt? Graag een reactie.

-Er is advies gevraagd aan de Raad voor Cultuur over de budgettaire knelpunten voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid [NIBG] in de komende jaren. Wanneer wordt dit advies verwacht en wanneer komt de visie van de staatssecretaris op wat er nodig is om ons audiovisuele erfgoed te digitaliseren?