Dit is de enige uitnodiging (uit vele) die ik heb aanvaard. De meeste andere werden door de ICT-sector georganiseerd en deelnemers moesten er -soms grof- voor betalen. Maar ik vind: voorzitters van parlementaire onderzoekscommissies zijn er niet om het verdienmodel van anderen te dienen. Bovendien heeft de sector de afgelopen jaren wel genoeg verdiend aan de Rijksoverheid.
Wij treffen elkaar in de nadagen van de commissie ICT aangezien het debat tussen de Kamer en het kabinet naar verwachting binnen nu en enkele weken plaatsvindt, en de commissie daarna zal worden gedechargeerd.
Dat het werk van de commissie er bijna officieel op zit neemt overigens niet weg dat ik ervan overtuigd ben dat ons rapport een blijvende impact zal hebben op de omgang bij de overheid met ICT-projecten. Ik zeg dit niet zomaar: ikzelf, maar ook andere leden van de commissie worden, sinds de presentatie van het rapport op 15 oktober jongstleden tot op de dag van vandaag, regelmatig aangesproken op de uitkomsten en aanbevelingen van ons onderzoek.
En dan heb ik het niet alleen over burgers die ik op straat of in het openbaar vervoer tegenkom (u hoort het goed, ik ben dan wel van de asfalt-partij, maar ook ik reis regelmatig met de trein), maar interessanter nog: het zijn juist de ambtenaren op ministeries in Den Haag en daarbuiten die met dit rapport in de hand hopen dat er nu eindelijk écht iets gaat veranderen. Ons werd regelmatig gezegd: “Wat goed dat jullie het nu eindelijk eens allemaal stevig hebben opgeschreven”. Of : “Het is nog véél erger dan jullie denken”. En: “Bij het departement waar ik werk is een groot ICT-project aan het mislukken, maar geluiden hierover stoppen de managers in de doofpot”. Misschien bent u hier verbaasd over, maar ik verzin dit niet – het is ons als commissieleden simpelweg overkomen, en we waren er soms beduusd van.
Ook de media hebben de afgelopen tijd niet stil gezeten als het gaat om berichtgeving over ICT-projecten. De aandacht voor tunnelproblemen veroorzaakt door ICT, de problemen met ICT van de Sociale Verzekeringsbank, ICT bij de politie, de Zembla-uitzendingen over belangenverstrengeling bij ICT-aanbestedingen en ga zo maar door. Ons rapport is dus geen dag te vroeg gekomen. De tijd is overrijp voor verandering.
Dames en heren, ik ga er van uit dat u allemaal het eerste hoofdstuk van ons rapport hebt gelezen, de conclusies en aanbevelingen die op pagina 9 tot en met 22 staan. Bij elkaar slechts veertien bladzijden, zo kort en zo helder mogelijk geformuleerd. Ik stip hier alleen drie kernpunten aan en zal over één daarvan langer doorpraten.
- De rijksoverheid heeft de eigen ICT-projecten onvoldoende onder controle. Om orde in de chaos te brengen, moet het Rijk een tijdelijke, onafhankelijke ICT-autoriteit oprichten: het Bureau ICT-toetsing, afgekort tot BIT. Het BIT zal dienen te opereren onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister-president en moet worden geplaatst onder het ministerie van Algemene Zaken. Het BIT zal ICT-projecten boven de 5 miljoen euro toetsen aan de hand van een tiental door de commissie geformuleerde “boerenverstandregels”. Zonder goedkeuring van het BIT vinden projecten geen doorgang. Geen nieuw bureaucratisch orgaan – het BIT zal juist een kleine, efficiënte en slagvaardige organisatie moeten zijn.
- De rijksoverheid heeft onvoldoende inzicht in de kosten en baten van haar ICT. Het is onacceptabel dat er géén overzicht is van wat de rijksoverheid uitgeeft aan ICT. Het jaarlijkse totaaloverzicht van de ICT-kosten bij de rijksoverheid, inclusief personeels-, beheer- en onderhoudskosten moet daarom in ere worden hersteld, inclusief een vergelijkende analyse. En publiceer dit overzicht op het verbeterde ICT-dashboard, de website van de overheid waarmee met de buitenwereld over kosten en duur van ICT-projecten wordt gecommuniceerd, met als doel de verantwoording van publiek geld.
- Er gaat veel mis bij het aanbesteden van ICT-projecten. Het heeft ons verbaasd dat de Tweede Kamer hier niet veel eerder aandacht aan heeft besteed. De relatie tussen de overheid en haar leveranciers is onvolwassen en bevat perverse prikkels.
Dit zijn heel, heel ernstige hoofdconclusies! En daarom vinden wij dat er onmiddellijk drastische maatregelen nodig zijn. De rijksoverheid kan zich de verspilling van zoveel publiek geld niet permitteren. Het gaat immers om naar schatting 1 tot 5 miljard euro verspilling aan mislukte ICT-projecten – per jáár. De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren weliswaar pogingen gedaan om haar ICT-projecten beheersbaar te maken, maar dat was té laat en té weinig. De mislukkingen gingen gewoon door.
Dames en heren: U, ik, – Kamer, kabinet, de belastingbetaler- hebben met een noodsituatie te maken. Wij vinden als commissie, kort gezegd: ’alle hens aan dek, hier worden minimaal 10.000 Maserati’s per jaar vershredderd. Nu de bloedende ICT-wond stelpen en een noodverband aanleggen’.
Het is van het grootste belang dat zowel de politiek als het ambtelijk apparaat daarvan doordrongen raken. Het is tijd dat de rijksoverheid leert van haar fouten; dat zij haar gedrag en werkwijze aanpast. Een cultuuromslag is nodig. Doorgaan op dezelfde gebaande, dezelfde ministeriële en ambtelijke procedures en verantwoordelijkheden als tot nu toe zou die cultuuromslag niet teweegbrengen.
De commissie blijft hierbij van mening, gebaseerd op twee jaar uitgebreid onderzoek en op discussie en beraad in onze eigen kring, dat het BIT niet anders dan bij het ministerie van Algemene Zaken zou moeten worden ondergebracht.
Tijdens het debat tussen de commissie en de Kamer in december werd de vraag gesteld of de commissie wellicht had overwogen het BIT te plaatsen bij bijvoorbeeld het ministerie van Financiën of Binnenlandse Zaken / Wonen en Rijksdienst. Het antwoord daarop was: jazeker, die overweging heeft de commissie uiteraard gemaakt.
Ah, u hoort de term “ministerie van Financiën” en ik zie dat een aantal mensen rechtop gaat zitten! Dat is mooi, want ik ben ook benieuwd naar úw kijk op deze zaak.
Het zou volgens de commissie immers niet alleen onlogisch maar ook onverstandig zijn het BIT bij het ministerie van Financiën te plaatsen. In de eerste plaats zou dit in het licht van de kerntaak van dat departement te veel de nadruk op de financiële aspecten van de ICT-problematiek leggen. In het eindrapport van de commissie is duidelijk omschreven dat de oorzaken van het mislukken van ICT-projecten vele malen complexer zijn dan de financiën alleen. Ten tweede heeft het departement zelf (in casu de Belastingdienst) te kampen met nogal wat belangrijke ICT-problemen. Dit geeft al meteen aan dat een scheiding tussen controle en beleid in een dergelijk geval wazig zou kunnen worden.
Het BIT zou volgens de commissie ook zeker niet onder de verantwoordelijkheid moeten worden gebracht van een van beide ministers op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit ministerie heeft de afgelopen jaren weliswaar stappen in de goede richting gezet voor de rijksbrede samenwerking door gemeenschappelijke ICT-diensten en de inrichting van digitale werkomgeving binnen het Rijk. Maar er is werkelijk te weinig gedaan aan de beheersing van ICT-projecten. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft (sinds 1990) de coördinerende taak rondom de beheersing van ICT-projecten onvoldoende serieus genomen. Het ICT-dashboard was jaren een ongeloofwaardig instrument waarop alle ICT-projecten van de rijksoverheid continu op groen stonden. Er heerst te veel een afvinkmentaliteit op het departement; er wordt te veel op het proces getoetst en niet op de inhoud en kwaliteit van ICT-projecten. Bovendien zeiden de verantwoordelijken op het departement ons tijdens onze hoorzittingen zelf te weinig doorzettingsmacht te hebben om drastisch in te grijpen bij ICT-projecten die de mist ingaan.
Plaatsing bij de minister voor Wonen en Rijksdienst zou in de ogen van de commissie voornamelijk een cosmetische verandering zijn. In feite is Wonen en Rijksdienst immers de rechtsopvolger van Binnenlandse Zaken op de gebieden die onder haar verantwoordelijkheden vallen – het departement dat 25 jaar lang haar werk op het gebied van de beheersing van ICT-projecten onvoldoende gedaan heeft. Hierbij geldt dus hetzelfde als voor het ministerie van Binnenlandse Zaken: de resultaten uit het verleden geven geen goede hoop voor de toekomst. Plaatsing van het BIT bij Binnenlandse Zaken of Wonen en Rijksdienst was daarom geen optie voor deze commissie.
In de ogen van de commissie hoort het BIT thuis bij het ministerie van Algemene Zaken en onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister-president. Het is van groot belang dat het BIT een onafhankelijk toetsingsorgaan wordt en dus los komt te staan van de vakdepartementen.
Intussen is, op 30 januari jongstleden, de kabinetsreactie op het rapport naar de Kamer gestuurd. Het kabinet kiest ervoor om het BIT wél op te richten maar, tegen de aanbeveling van de commissie in, te plaatsen onder de minister voor Wonen en Rijksdienst met aan het hoofd de CIO Rijk. Het past de commissie, en mij als voorzitter niet, om hier nu uitspraken over te doen. Wij hebben in ons rapport, bij de beantwoording van de feitelijke vragen en tijdens het plenaire debat gezegd hoe we erover dachten, en de Kamer is nu aan zet om in debat te gaan met het kabinet. Wij zijn als commissie evenwel niet van gedachten veranderd.
Aan het begin van mijn verhaal heb ik al verteld hoe wij door burgers en ambtenaren worden benaderd met mondelinge steunbetuigingen en loftuitingen. Maar de steun wordt niet alleen met de mond beleden. Het rapport heeft nu al veel teweeggebracht, ik durf wel te beweren méér dan menig ander parlementair onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat dit te danken is aan onze, wellicht ietwat onconventionele aanpak van deze materie. Ik ben hierbij altijd uitgegaan van het volgende: Oplossingen beginnen ermee een probleem niet te maskeren, maar het scherp en duidelijk te benoemen. Anders krijg je het nooit weg. We hebben er daarom bewust voor gekozen zo duidelijk mogelijk op te schrijven wat we hebben aangetroffen bij ons onderzoek.
De schrille wekker, die we dus bewúst in die stevige bewoordingen hebben gezet, begint al te werken – nog voor het finale debat heeft plaatsgevonden. Er wordt iets gedáán met onze aanbevelingen. Alleen daarom al zie ik ons werk als geslaagd.
Voorbeelden?
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de BIT-regels, onze boerenverstandregels aan de start van een ICT-project, losgelaten op de “Laan van de Leefomgeving”, een groot ICT-project binnen de implementatie van de Omgevingswet. Zij hebben de tien BIT-regels langs het project gelegd en gekeken welke aspecten van het project tegemoetkomen aan de regels en waar nog niet. Conclusie was dat de helft van deze regels de huidige sturing en toetsing versterken en de andere helft van de regels zullen leiden tot extra aanscherping van de projectaanpak.
Bij het ministerie van Defensie zijn in de zomer van 2014 grote problemen met de algehele informatievoorziening en ICT-voorzieningen aan de oppervlakte gekomen. Deze hebben zelfs geleid tot een gevaar voor de continuïteit van het werk van het ministerie. De minister van Defensie heeft, naast de opdracht tot een onderzoek door een onafhankelijk Amerikaans onderzoeksbureau, vooruitlopend op de kabinetsreactie de aanbevelingen van de tijdelijke commissie ICT getoetst aan de problemen. Dit heeft geleid tot het aanscherpen van de governance, het versterken van de positie van de CIO en het versterken van de ICT-deskundigheid in de organisatie. En de Kamer zat er bovenop – niet de ICT-specialisten, maar de defensiewoordvoerders zelf, dat scheelt enorm.
Dit waren twee voorbeelden van wat er al is verbeterd bij ICT-projecten, maar de mensen in de zaal die verder hebben gelezen dan hoofdstuk 2 weten dat de commissie ook een zwaar punt heeft gemaakt van de informatievoorziening aan het parlement. We hebben af en toe nogal een knokpartij moeten leveren om de juiste stukken op tafel te krijgen. Dit alles kunt u nalezen in ons rapport.
Vandaag exact twee weken geleden hebben we bij Veiligheid&Justitie maar weer eens gezien waar het niet volledig informeren van het parlement uiteindelijk toe kán leiden. Ook hier was trouwens weer sprake van zowel een ICT-systeem waar de informatie niet zonder meer uit kon worden verkregen, als slecht archiveren bij de overheid – twee punten waar onz commissie ook op gehamerd heeft – maar dat terzijde.
Geachte aanwezigen: ik realiseer mij dat u nog niet zo lang geleden zelf onderwerp bent geweest van een parlementair onderzoek, in dit geval zelfs het nog zwaardere middel van een parlementaire enquête Financieel Stelsel. Ik zie er dan ook naar uit om straks met u in gesprek te gaan over uw ervaringen en hoor graag uw kijk op het onderzoek van de tijdelijke commissie ICT.
Ik dank u voor uw aandacht.