De tijdelijke commissie ICT constateert dat de rijksoverheid de besturing en beheersing van projecten met een belangrijke ICT-component niet op orde heeft. Het geheel van ICT-organisaties bij de rijksoverheid is chaotisch en ondoorzichtig. Taken en verantwoordelijkheden zijn versnipperd en onduidelijk. De commissie stelt vast dat nieuwe projecten zo snel mogelijk door een sluis moeten, waar ze ook kunnen worden tegengehouden.
De rijksoverheid heeft haar ICT-projecten vaak niet in de hand voor wat betreft de kosten, de tijd of zelfs het eindresultaat. Omdat een financieel overzicht op overkoepelend rijksniveau sinds 1995 niet meer wordt opgesteld, ontbreekt inzicht in ICT-kosten. Niemand weet hoeveel de Nederlandse overheden aan ICT uitgeven. Daarom ook weet niemand hoeveel geld gemoeid is met mislukkingen. Ook de Tweede Kamer maakt haar controlerende taak niet waar door een gebrek aan deskundigheid op ICT-gebied en desinteresse voor het onderwerp. Bovendien schiet de informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer regelmatig tekort.
De belangrijkste aanbeveling van de commissie om orde in de chaos te brengen is daarom de oprichting van een tijdelijke ICT-autoriteit: het BIT (Bureau ICT-toetsing). Geen nieuw bureaucratisch orgaan – het BIT zal juist een kleine, efficiënte en slagvaardige organisatie moeten zijn, opgehangen aan het (kleine) ministerie van Algemene Zaken. Gedurende een periode van vijf jaar zal het BIT alle projecten van de rijksoverheid boven de 5 miljoen euro waarbij de ICT-component een belangrijke rol speelt, toetsen aan de hand van tien basisregels. Deze regels zorgen ervoor dat goed wordt nagedacht over het hoe en waarom van een ICT-project, vóórdat het van start gaat.
Naast dit voorstel doet de commissie nog een groot aantal aanbevelingen die in samenhang zorgen voor een betere besturing en beheersing van ICT-projecten van de rijksoverheid. Deze hebben betrekking op de rol van de Tweede Kamer, een meer centrale sturing van het ICT-beleid van de rijksoverheid, de manier waarop uit te voeren projecten gekozen worden, het inzicht in de kosten en baten ervan, de ICT-kennis bij de rijksoverheid en het aanbestedingsbeleid en contractmanagement rond ICT-projecten. Wat dat laatste betreft: anders dan in eerdere onderzoeken besteedt de commissie uitgebreid aandacht aan het aanbestedingsbeleid van de rijksoverheid rondom ICT-projecten, dat aanmerkelijk doeltreffender kan en moet worden ingericht.
De commissie signaleert regelmatig een ongebreideld ICT-enthousiasme, maar ook een Tweede Kamer die om beleid vraagt zonder het belang (of de kosten) van ICT voor de uitvoering te beseffen. Betrokken bewindspersonen doen vervolgens regelmatig toezeggingen, die niet op ICT-technische haalbaarheid zijn getoetst. Eventuele tegenspraak van ambtenaren komt niet voor of bereikt de top niet. Vervolgens zetten departementen “onmogelijke opdrachten” uit, die bedrijven doorgaans toch uitvoeren in de wetenschap dat later meerwerk volgt. De zeldzame keren dat leveranciers opdrachtgevers voor problemen willen behoeden, wordt er niet naar hen geluisterd.
Commissievoorzitter Ton Elias: “We zochten naar een rode draad en patronen van fouten bij de ICT-projecten van het Rijk. Vooral met de bedoeling om oplossingen aan te dragen, die herhaling kunnen voorkomen. Eerdere pogingen om steeds maar weer terugkerende ICT-ellende aan te pakken hebben helaas gefaald. We hopen dat de Tweede Kamer nu een keer doorzet en onze aanbevelingen in samenhang overneemt. Gebeurt dat niet, dan blijft dit doorzieken, zo vreest onze commissie”.
De commissie bestond uit de Kamerleden:
Ton Elias (VVD, voorzitter)
Paul Ulenbelt (SP, ondervoorzitter)
Manon Fokke (PvdA)
Hanke Bruins Slot (CDA)
Paul van Meenen (D66)