Mdv, aangezien wij op 8 april jongstleden voor het laatst een notaoverleg voerden over het meerjarenprogramma infrastructuur, ruimte en transport (dat ik de rest van de dag kortheidshalve als MIRT zal aanduiden) is een aantal projecten in het nieuwe, maar nog altijd vuistdikke MIRT projectboek ongewijzigd gebleven. Tot tevredenheid van mijn fractie heeft het kabinet sinds april echter niet op z’n handen gezeten, maar zijn er startbeslissingen genomen voor onder andere de A58 Eindhoven – Tilburg, de N65 Vught – Haaren, De A2 ’t Vonderen – Kerensheide (Limburg), de verbreding A4 Vlietland en de brug A59 over het Drongelens Kanaal. Tijdens de bestuurlijke overleggen van de afgelopen weken kwam daar nog een aantal MIRT-onderzoeken bij, zoals in Zuid-Holland naar de bereikbaarheid van de regio Rotterdam – Den Haag, naar stimulering van de realisatie van verstedelijking en naar connectiviteit van de Zuidelijke Randstad. Ook in Noord-Brabant wordt een verkenning gestart, en wel naar de kennisas A2 Deil – Den Bosch. Goed dat dit deel van de A2 ook aan de beurt komt. De VVD is namens de vrachtwagenchauffeur en de automobilist erg tevreden met de voortgang die in Oost-Nederland wordt geboekt door het sluiten van een bestuursovereenkomst om de A1 op het traject Apeldoorn – Azelo versneld aan te leggen met behulp van een regio-bijdrage. In 2017 gaat daar de eerste schop de grond in.
Bij het vorige notaoverleg zei ik al, en dat herhaal ik graag vandaag nog eens, dat de minister gezien de onverwachte en forse bezuinigingen op het infrastructuurfonds knap werk heeft verricht door zo weinig mogelijk projecten te schrappen en alleen als dat echt niet anders kon projecten vertraagd uit te voeren. Ondanks de bezuinigingsopgave blijft in de toekomst de totale omvang voor uitgaven aan wegen, spoor en vaarwegen in het Infrastructuurfonds gemiddeld € 6,5 miljard per jaar en in 2014 wordt voor € 6,6 miljard geïnvesteerd, waarbij voor € 2,8 miljard in wegen. Het is nuttig om de harde, blote feiten nog eens te benoemen en te blijven herhalen, als tegengas tegen degenen die spookverhalen verkopen, en het staat hier met hoofdletters in mijn tekst: ZES-EN-EEN-HALF MILJARD PER JAAR TOT EN MET 2028 VOOR INFRASTRUCTUUR. Ook de 7 prioriteiten die ik namens mijn fractie stelde worden gewoon uitgevoerd. (Blankenburgtunnel (Kamer heeft dec. 2012, een jaar geleden al dus, ingestemd met voorkeursbesluit Minister ; Ring Utrecht A27 Amelisweerd (december 2010 besluitvorming); doortrekken A15 naar A12 om door te kunnen rijden naar het Duitse en verdere achterland; A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere; A13/A16 Rotterdam om vliegveld Rotterdam The Hague heen; A28/A1 knooppunt Hoevelaken en de N35 Zwolle – Wijthmen – Nijverdal – Wierden – Almelo.) Ook bij een ander in april door de VVD aangehaald project, de A8 – A9 in Noord-Holland, wordt voortgang geboekt.
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat de aansluiting tussen de verschillende vervoersvormen goed en praktisch is geregeld, waarbij beleidsmakers meer en meer moeten denken en opereren vanuit het standpunt van de burger en niet andersom, zoals te vaak het geval is. Niet de burger moet zich aanpassen aan de wonderlijke belevingswereld van de beleidsambtenaar, maar andersom. Dat leidt, volgens mij bedacht Marten Toonder er een mooi woord voor, tot ‘omdenken’.
Wie zich verplaatst in de verstokte automobilist bedenkt dus dat P&R-faciliteiten goed en aantrekkelijk moeten zijn. En dat je ze daarom niet per definitie aanlegt bij een bestaand station, maar tevens andersom
denkt. Bedenk eens waar je prima een P&R-terrein kunt aanleggen, waar vervolgens een station wordt aangelegd. Ik geef een voorbeeld: in de ‘vork’, bij Gouda, waar de A12 komend vanuit Utrecht splitst in de A20 naar Rotterdam en de A12 verder naar Den Haag, valt prima een parkeerterrein van formaat aan te leggen en een station er bij. De redeneertrant is dan: waar kan de automobilist gemakkelijk heenrijden (komend vanuit het oosten), z’n auto kwijt, op de trein stappen en vervolgens in hartje Den Haag of Rotterdam uitstappen. Met alle vermindering van verkeersdrukte en bijbehorende ergernis tot gevolg. Graag hoor ik het standpunt van de minister hierover, zowel in algemene zin als meer specifiek over dit concrete idee voor de vork bij de A12-A20.
Laten we toch vooral eens wat creatiever naar oplossing voor fileproblemen kijken, zonder te vergeten dat we met blijvende uitbreiding, verbreding en verbetering van ons wegen-net er niet komen. Het is asfalt én slimmere oplossingen en beter benutten van de weg. Niet alleen het één – en niet alleen het ander.
In dat kader de vraag hoe de minister zich verhoudt tot ideeën om een afslag of een stuk weg te laten financieren door het lokale bedrijfsleven. Ik geef hier een voorbeeld dat inmiddels al geregeld lijkt, maar waar ik op kwam tijdens één van de vele lobbygesprekken, dat is het lot van wegenwoordvoerders, die ik voerde in het kader van m’n portefeuille. Het ging om de afslag bij Goes van de A58, dringend gewenst door het bedrijfsleven. Waarom dan zo’n afslag niet mee laten sponsoren door in dit geval ZLM, de lokale grote verzekeraar die veel baat heeft bij die afslag en ‘m, theoretisch, dan ook ZLM-afslag noemen?
Kortheidshalve sluit ik me aan bij het dringende pleidooi van PvdA-collega Kuiken om veel en veel sneller files om te leiden. Met die handige verrijdbare borden waar tekstinformatie op staat, moet dat toch echt veel beter en sneller mogelijk zijn dan nu. En geen afsluitingen wanneer het niet nodig is — ik blijf het herhalen, daar kunt u op rekenen! Misschien kan de minister nog even snel laten uitzoeken waarom afgelopen zaterdag, ik kwam van een congres in Den Bosch, tussen Woerden en Gouda een rood kruis boven de meest linkse baan van de A12 hing en een file ontstond, terwijl er HE-LE-MAAL niets aan de hand was. Dit zijn dingen die automobilisten niet begrijpen – en deze automobilist die nu aan het woord is al helemaal niet!
MdV, het MIRT heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een staande structuur van overleg en besluitvorming over concrete projecten en programma’s. Per landsdeel wordt ieder najaar een agenda opgesteld die de basis vormt voor gesprekken tussen het Rijk en de decentrale overheden. Belangrijk voor mijn fractie is ook dat met objectieve maatstaven wordt gekeken waar welke maatregelen nodig zijn. Dit voorkomt dat de nieuw aan te leggen infrastructuur zich concentreert rond de regio’s met de beste lobby of rond de woonplaats van de woordvoerders infrastructuur van dit huis. En, ik sprak er tijdens de begrotingsbehandeling I&M ook al over, die objectiviteit ziet mijn fractie graag aan de hand van een standaard-MKBA vastgesteld, dus geen MKBA’s op bestelling meer voor ieder dorp of iedere regio.
Gezien de budgettaire mogelijkheden kiezen minister en staatssecretaris er voor om knelpunten die zich in 2030 gaan voordoen wanneer wordt uitgegaan van een laag groeiscenario het eerst aan te pakken. Dit uitgangspunt kan ik onderschrijven: de grootste knelpunten horen de hoogste prioriteit te hebben.
De VVD is een mobiliteitspartij, dus zijn wij zeker ook voor de fiets. Ik begrijp dat de SWOV, de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, heeft geconcludeerd dat het de veiligheid van fietsers ten goede komt wanneer op kruisingen de voorrangssituatie duidelijk staat aangegeven, vooral daar waar de maximumsnelheid 50 km/per uur is. Is de minister, vorige week nog aanwezig op het Nationaal Fietscongres zo las ik, op de hoogte van dit rapport en is zij bereid om te kijken of hier, in overleg met decentrale overheden, nog eens extra aandacht aan kan worden geschonken? Weinig moeite, veel geluk, lijkt me zo.
Ik wil graag andermaal een paar woorden wijden aan de A59, de Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat (GOL) in Noord-Brabant. Bij het vorige MIRT-notaoverleg hebben mijn collega Kuiken en ik een motie ingediend die is aangenomen, en waarbij een pilotstatus werd gevraagd voor dit project. Onlangs heeft de minister te kennen gegeven geen pilotstatus toe te kennen om redenen dat het geen project van nationaal belang is en er geen juridische belemmeringen zijn of sprake is van een gebrek aan expertise. De regio is aan zet. Dat ben ik met de minister eens, maar ik zou er toch nog graag eens aandacht voor vragen, want er schijnt enige verwarring te zijn tussen Rijk en regio. Het enige dat de regio vraagt, althans dat is wat IK ervan begrijp, om het onderhoudsbudget voor de rijksinfrastructuur ter plaatse van de Oostelijke Langstraat samen met de regio in te zetten vóór die gebiedsontwikkeling. Hiermee kan in samenhang worden bekeken wat de beste maatregelen zijn om bijvoorbeeld de sterk verouderde brug over het Drongelens Kanaal, niet alleen aan te pakken, maar ook te verbreden zodat in de toekomst geen knelpunten ontstaan. Er is mij nadrukkelijk gezegd dat de regio geen extra geld hoeft. Het kost het Rijk dan niets extra’s en de regio ziet veel meerwaarde voor de gebiedsontwikkeling. Kan de minister samen met de regio deze verwarring de wereld uit helpen?