Mondelinge vragen Ton Elias aan de Minister van Onderwijs inzake Islamitisch onderwijs in Amsterdam d.d. 27-09-2011
Mevrouw de Voorzitter, de VVD is niet tegen protestants onderwijs, de VVD is niet tegen openbaar onderwijs, de VVD is niet tegen katholiek onderwijs en de VVD is niet tegen Islamitisch onderwijs. De VVD is wel in alle varianten tegen slecht onderwijs. Ik neem aan dat de minister van Onderwijs dat volledig met ons eens is. Dan is het pijnlijk om vast te stellen dat zij toestemming heeft gegeven aan de Stichting Islamitisch Onderwijs om in Amsterdam een nieuwe school te stichten. Waarom pijnlijk? Omdat je veilig kunt voorspellen dat die Stichting net zo’n soort school gaat opleveren als het Islamitisch College in Amsterdam, dat de minister voor de zomer moest laten sluiten omdat het onderwijs er slecht was en er te weinig leerlingen voor waren. Nota bene de rector van dat opgeheven en mislukte College is nu de voorzitter van die nieuwe stichting, terwijl vier van de zeven bestuursleden van de nieuwe Stichting ook aan de opgeheven school verbonden waren.
Is de minister het met ons eens dat dit een zeer ongewenste situatie is en dat te verwachten is dat de oprichting van deze nieuwe Islamitische school andermaal op een onderwijskundig fiasco zal uitdraaien?
De minister heeft gezegd dat ze scherp zal toezien op de kwaliteit van het onderwijs. Maar ontstaat niettemin niet levensgroot de situatie dat je NU al kunt voorzien dat het met die kwaliteit niks wordt en dat voorkómen beter is dan genezen?
Nou hoor ik de minister dat eventueel beamen, maar ook hoor ik haar dan in één zin erbij vertellen dat we in Nederland bijna een eeuw geleden niet voor niets de schoolstrijd op een voor de hele wereld unieke manier beslecht hebben door de vrijheid van onderwijs in artikel 23 van onze Grondwet vast te leggen – en dat je deze Grondrechten moet respecteren. Dat ben ik dan, als ze dat gaat zeggen (en dat gaat ze ongetwijfeld doen), op voorhand met haar eens, want zo hebben we het geregeld in Nederland. Maar: die felbevochten vrijheid van onderwijs is er niet om misbruik van te maken, daar is het een te groot goed voor. Wie met dezelfde mensen in feite opnieuw dezelfde school wil beginnen, die eerder in elkaar gezakt is op grond van gebrek aan kwaliteit, behoort die kans niet te krijgen. Is niet snelle reparatiewetgeving denkbaar, op grond waarvan misbruik van de vrijheid van onderwijs kan tegengegaan? Wil de minister daar serieus naar kijken en ons binnen een week laten weten of ze daar mogelijkheden toe ziet?
En wil de Minister in die reparatiewetgeving de voorwaarde stellen dat een verzoek om een school te stichten niet wordt behandeld of ingewilligd wanneer een aantal bestuursleden eerder betrokken waren bij een school die is opgeheven vanwege de slechte onderwijskwaliteit?