Spreektekst Ton Elias debat bezuinigingen passend onderwijs d.d. 26-04-2011
Mevrouw de voorzitter. Dat er meer tijd komt en daarmee meer lucht voor de aanpassingen van het passend onderwijs, is een wens die breed in de Kamer leeft. Met dat politieke feit heeft mijn fractie te leven, zoals de Kamer als geheel te leven heeft met het feit dat de ombuiging van 300 mln. vanaf 2015 haar beslag zal krijgen.
Voor onze fractie stond van meet af aan vast dat kinderen die echt zorg behoeven, die zorg ook moeten blijven krijgen. Ik ben daar al glashelder over geweest in mijn interrupties bij de behandeling van de onderwijsbegroting begin november vorig jaar. Ook heb ik steeds duidelijkheid over de cijfers gevraagd waar er onduidelijkheid bestond. Ik heb bij herhaling hier betoogd dat ook de VVD-fractie per se niet wil dat scholen zouden omvallen. Haar vragen gingen stelselmatig in die richting. Er is te veel onduidelijkheid gebleven over de mate waarin expertisebekostiging noodzakelijk is voor een minimaal fatsoenlijke klassengrootte in scholen voor epileptische kinderen, waarbij je over de fatsoenlijke minimumgrens natuurlijk politieke discussie kunt voeren.
Daar komt bij dat deze scholen harde toezeggingen uit 2002 van het departement van OCW claimen. Graag horen wij van de minister hoe dat precies zit. De scholen beweren dat het departement het archief simpelweg niet op orde had. Wat hier verder ook allemaal van zij, het is tijd voor een breed overleg over de invulling van het passend onderwijs: om de tafel problemen bespreken en oplossen.
Hoe zit het nu met de uitlegronde die de minister voornemens was te houden? Wordt die nu uitgesteld of wordt de uitlegronde nu de oplosronde? Gaat men nu aan tafel zitten om oplossingen te zoeken?
Gaat zij bij die uitlegronde, dan wel oplosronde, ook langs bij de samenwerkingsverbanden die de boel wel op orde hebben? Mijn fractie maakt zich grote zorgen over bureaucratiekosten. Het heet onderwijs, dus het wordt onmiddellijk veel ingewikkelder gemaakt dan nodig. Naar ons idee kan een samenwerkingsverband best licht zijn en eruit bestaan dat scholen over en weer een verbindingsofficier aanstellen die telefonisch een paar keer per week een uur of twee uur met elkaar overleggen. Wij horen vanuit de onderwijswereld alarmerende geluiden dat er al secretarissen en functionarissen voor de nieuwe samenwerkingsverbanden geworven zouden worden, nog voor het wetsvoorstel de Kamer bereikt heeft en nog voor de uitlegronde, dan wel overlegronde, dan wel oplosronde, van de minister heeft plaatsgevonden. Wat kan, wil en gaat deze minister concreet ondernemen om nieuwe bureaucratie en verspilling van geld dat voor kinderen bedoeld is, tegen te gaan? Ik wijs er met nadruk op dat de motie-Çelik/Elias niet voor niets met een grote meerderheid in deze Kamer is aangenomen. De stofkam moet er doorheen. Er moet juist geen nieuwe bureaucreatie worden gecreëerd.
Tot slot kom ik op een punt dat technisch lijkt, maar dat voor veel kinderen wellicht niet is. In de beleidsbrief over passend onderwijs, die de minister aan de Tweede Kamer heeft gestuurd, staat dat een separaat bekostigingsmodel van kracht blijft voor onderwijs aan blinde en slechtziende kinderen, cluster 1. Dit model wordt ook van toepassing op het onderwijs aan auditief gehandicapte kinderen van cluster 2. Redenen voor een apart bekostigingsmodel zijn het relatief stabiele aantal leerlingen en de specifiek benodigde expertise aan de zijde van de scholen. Cluster 2 zal naar analogie van cluster 1 een status aparte krijgen, zo blijkt uit een nieuwsbericht van de ECPO op haar website. Ik kan dit niet allemaal van A tot Z toelichten, maar men weet waar ik het over heb. Uit de bijlage van de minister bij de oorspronkelijke brief blijkt dat de middelen voor cluster 1 gekort worden met 6,2% en die voor cluster 2 met 22%. Graag verneem ik van de minister of de gelijkschakeling in status van beide clusters zal leiden tot een gelijktrekking van de middelen en hoe dat eruit ziet met betrekking tot het kortingspercentage.
Voorzitter. Ik kom op mijn laatste punt. Ik deel niet op alle fronten de kritiek van de heer Beertema van de PVV op de sectorraden. Ik vind dat hij daarin een beetje te hard doorhuppelt en het een beetje demagogisch brengt. Wat echter wel waar is, is dat het wringt dat de PO-raad actief heeft opgeroepen om deel te nemen aan een manifestatie tegen voornemens van het kabinet. Het wringt dat de voorzitter van die PO-raad, tevens werkgever in het onderwijs, in persoon oproept tot verzet op zo’n manifestatie. Ik ben een groot voorstander van de vrijheid van meningsuiting en zeg dus niet dat het niet mag, maar ik vind wel dat het wringt en dat men zowel bij de PO-raad zelf als op het departement nog eens goed moet nadenken of je dit moet willen bevorderen. Want nogmaals, dit is raar. De club is werkgever, maar stelt zich als een soort actievoerder tegen dit kabinet op. Dat hebben we niet beoogd.